-45- Er was met die giftige wierdampen nog iets vreemds, wat de wierschippers lange tijd niet goed konden verklaren. Wanneer namelijk een ligter geladen met nat zeewier -dat recent opgevist was- in zee voor anker lag en de wind tegen de boeg aanwaaide, dan werden de bemanningsleden in het vooronder blind, hoewel men toch zou denken dat de wind die recht op de boeg stond de giftige dampen wel van hen af zou drijven. Men zou eerder denken dat de schipper die in de roef in het achterend van het schip sliep, eerder blind zou worden, want de wind blies de giftige dampen naar hem toe. Maar hij bleef vrij van dit ongemak. Alle zeelieden die dit verschijnsel kenden, meenden dat de dampen van het wier tegen de wind in trokken. Eind 18e eeuw kwam men de ware oorzaak van het blind worden toch te weten. De uitwaseming van het broeiende wier verspreidde zich door de wind, waaide eerst tegen het opboeisel van het voorschip en stuitte daarna tegen de binnenzijde van het opboeisel van het achterschip en trok daar in het hoi van het schip en zo dreef de stank van het wier naar het vooronder. Maar komt de wind van achteren dan wordt hij teruggekaatst door het opboeisel van het voorschip en moet dus weer naar achteren gaan, waar de schipper in de roef wordt getroffen en wiens ogen dan worden aangetast. Dus de damp van broeiend wier trekt niet tegen de wind in, maar alles wordt veroorzaakt door de terugkaatsende wind in de wierschepen. Verklaringen van Kolhorner Ligterschippers Klaas Liefhebber, ligterschipper van Kolhorn verklaarde voor de schepenen van Hippolytushoef op het eiland Wieringen, dat zijn beide zonen Klaas en Dirk Liefhebber in het jaar 1775 met hem samen voeren in een ligter vol gevist wier en ter hoogte van Aartswoud door wierbroei met blindheid, vergezeld van hevige pijn in de ogen, aangetast werden. Bij dit ongeval werden de ogen gewassen met vers regenwater, wat baat bracht en de blindheid en de pijn na twee of drie dagen deed ophouden, zonder enige hinder na te laten. De beide zonen van Liefhebber verklaarden ook dat ze meermalen, de ene keer wat meer en de andere keer wat minder door wierblindheid waren overvallen en hetzelfde ook bij andere wierschepen gezien hadden. Vader Liefhebber voegde hier nog aan toe dat hij sinds het jaar 1732 een wierhaalder was en dit blind worden vele malen had meegemaakt en ook bij anderen had gezien. Vader Liefhebber had het zelfs meegemaakt dat zijn twee knechten zo erg door blindheid waren aangetast dat ze genoodzaakt waren zijn ligterschip enige tijd te verlaten. Willem Kok, ook een ligterschipper uit Kolhorn, verklaarde dat hij verschillende keren met blindheid bij het wierhalen was 'bezogt'. A1 deze mannen hadden ook ondervonden dat alles wat aan boord was, door de wierdamp besloeg, dat het zilver zwart werd en het koper ingevreten. Vooral als het met uitgesijpeld wierwater, dat zich binnenboord ophoopte, bespat werd. Als men het koperwerk voor aanvang van de wiervisserij met vet insmeerde, dan kreeg men geen last van invreting. Nog een getuige, Symon Coster, verklaarde dat hij als ligterschipper eenentwintig jaar Historisch Niedorp, informatieblad 2013 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2013 | | pagina 45