In het Plaatsnamenboek van Van Berkel en Samplonius gaat het vanzelfsprekend in de
eerste plaats om de plaatsnaam. Toch is het interessant wat er precies geschreven staat.
Ik citeer even volledig (inclusief de cursiveringen): Zijdewind (NH) 1745
Zijdenskerck, 1866 Zijdewind, gaat waarschijnlijk terug op Zijdewinds-kerk, dwz. kerk
'godshuis' gelegen op een zijdewindbinnendijk die zijdelings gewend is, veelal dwars
op de richting van de hoofddijk. Zie ook Aan de Zuwe, Zittend. (Einde citaat.)
Het lijkt mij veel logischer dat Zijdewind gewoon genoemd is naar het dijkje zelf,
maar dit terzijde. Op die Zuwe en Zittend kom ik straks terug. Dat 'zijdelings gewend'
komt taalkundig wat vreemd over. In het boek Noordhollandse Plaatsnamen van
Pannekeet lezen we ongeveer hetzelfde. Ik citeer: Het Middelnederlandse woord
'sidewende' duidt een binnendijk of kade aan, soms ook een weg of sloot die zich
terzijde van een landstreek wendt loopt, zich uitstrekt.
Die nadere uitleg van dat 'wenden' vind ik een nogal gekunstelde verklaring en die
bevredigt me helemaal niet. Zelf heb ik het idee dat het in principe om het afwenden
van water uit het nog terzijde liggend veen ging. Nicoline van der Sijs vertaalt
'wenden' in haar vuistdikke Chronologisch Woordenboek met 'keren'. De vroegst
bekende notatie dateert uit circa 1100. In die uiterst simpele begripsverklaring kan ik
me helemaal vinden (ook al kun je er heel gemakkelijk een andere uitleg aan geven).
Zijkering dus. De term 'waterkering' zal wel bij iedereen bekend zijn en daar gaat het
hier tenslotte om. Gek genoeg lees ik bij de diverse definities nergens dat de zijdewind
oorspronkelijk een zijkade is geweest van een ontginningsblok. Het begrip heeft zich
later wat uitgebreid tot enkele binnendijken en is vervolgens weer verloren gegaan.
Verbasteringen
In het 'Polderlands', het glossarium voor waterstaatstermen, wordt een aantal andere
benamingen voor een zijdewind ten tonele gevoerd als zijdeldijk, zijdewende,
zijdwendige dijk, zijdwang, zijdwijn(?) en zijdwinde. Alles wordt samengevat onder
de naam dwarsdijk. Naar mijn idee niet helemaal correct.
In het Middelnederlandsch Handwoordenboek van Verdam lezen we bij het
laatmiddeleeuwse sidewende: binnendijk of kade ter zijde van een landstreek
loopende, ook benaming van stukken land aan de zijdewind gelegen en van hoeven
daarop gebouwd. (Dat laatste ben ik nog nergens tegengekomen.)
Zuwe zou een samentrekking van zijdewind zijn. We komen het tegen in de provincie
Utrecht. Aan-de-Zuwe is een buurtschap, genoemd naar haar ligging aan de Willenser
Zuwe, de binnendijk die van Wilnis omloopt naar Woerdense Verlaat. Zo'n rare
verbastering van het laatmiddeleeuwse sidewende is op het eerste gezicht nauwelijks
te vatten. (Dat 'omloopt' is hier trouwens ook geen duidelijke taal. Er wordt gewoon
een kromming oftewel een bocht mee bedoeld.)
Volgens het Genootschap Onze Taal werd dat 'side' niet meer begrepen en steeds
vaker geassocieerd met 'suden' (zuiden), waarna sude in suide veranderde. Het
'wende' sleet af tot 'we'. Mooi he, zo'n bijzonder deskundige uitleg van echte
taalkundigen. We kennen ook de Baambrugse Zuwe of Vinkeveense Zuwe, dwars
door de Vinkeveensche Plassen. Aanvankelijk waren hier helemaal geen plassen, maar
na het uitvenen veranderden de verlaagde gronden in een zeer waterrijk gebied dat nu
al weer tijden voor de recreatie gebruikt wordt. Van Dale kent dat zuwe alleen als een
looppad door een moeras. Hier lijkt nog enig verband door het nodige afwenden van
Historisch Niedorp, informaticblad 2013 nr. 2