-42-
De paalworm
De paalworm (Teredo navalis) is een in de zee levende worm die afkomstig is uit de
tropen en ernstige schade kan aanbrengen aan in water staande houten
kustverdedigingswerken. In 1730 werd in Holland de verwoestende werking van de
paalworm voor het eerst zichtbaar aan sluisdeuren en aan palenschermen van de
dijkbeschoeiingen. De Westfriese Omringdijk vormde voor Holland het grootste
gevaar. Het staande houtwerk moest vervangen worden door natuursteen. Eerst
gebruikte men daarvoor zwerfkeien uit Drenthe en daarna stenen uit Belgie, Duitsland
en Scandinavie. Met de middelen van toen was dit een klus van groot formaat. Hoe de
financiering van deze omvangrijke operatie er uit zag, dat laat zich raden... De al
zwaar belaste belastingbetalende inwoners draaiden hier uiteindelijk voor op.
De veepest
De Republiek en de overige provincien werden drie keer getroffen door de veepest. De
epidemieen braken als volgt uit: de eerste in de periode van 1713 tot 1719, de tweede
van 1744 tot 1765 en de derde van 1769 tot 1786. Deze runderziekte is vanuit het
oosten van Europa in ons land terechtgekomen. Speculanten kochten in het buitenland
magere koeien om ze vet te weiden. Daaronder waren koeien die het virus van de
veepest onder de leden hadden. Deze ziekte werd een catastrofe van ongekende
omvang. De Kroniek van Enkhuizen omschreef het ziektebeeld als het volgt: Beesten
kregen vurige monden, de tong hing uit de bek. Men moest grasmaaien en het in de
mond steken. Ze kregen spel aan de uiers, de melk droogde op en ze stierven aan
longvuuf(MM: Spel? Ik heb niet gevonden wat het betekent.)
Het ziektebeeld wordt nu zo omschreven: koortsig, letsel aan de mond, diarree en
dehydratie (uitdroging). Hoeveel runderen er stierven aan de veepest in Winkel is
nauwelijks bekend. De volgende cijfers geven ongetwijfeld de ernst van de situatie
aan. Veepest stoorde zich niet aan grenzen. Tussen 1713 en 1719 stierven in Twisk
1830 runderen. In het Noorderkwartier van Holland bij aanvang van de winter, de
stalperiode van het jaar 1745, bezweken 54.300 runderen. In de Schermer tussen 1744
en 1752 verloren boeren twee derde van hun veestapel, zo'n 11.600 runderen. In 1770
stierven in Holland 160.000 runderen. Dat kwam neer op 70% van de veestapel. Er is
weinig voor nodig om te bedenken dat het een ramp was voor de boeren. Radeloosheid
en onmacht heersten alom. De boeren zagen hun dieren sterven, hun inkomen
verdampen en er was geen passende kennis om deze veeziekte te bestrijden. Pas eind
18L eeuw kwam er een vaccin op de markt.
Leven en welzijn
De gemiddelde temperatuur in de maand januari bedroeg in de 18e eeuw 0,5 graden
Celsius en in de 20e eeuw 2,2 graden Celsius. De jaren 1706, 1708, 1739, 1784 en
1795 stonden als strenge winters te boek. Enige winters uit deze reeks waren zo streng
dat het ijs in de Zuiderzee sterk genoeg was om een overtocht met paard en arrenslee
naar Friesland te maken. Jaap de Wit7 schrijft in zijn pas verschenen boek: 'Bij
langdurige strenge winters werd het hooi soms onbetaalbaar, vee moest lang op stal
Historisch Niedorp, informatieblad 2013 nr. 1
1 'Boerenleven in de regio Schagen'