-15-
eigen preekhuis waar zij, net als de gereformeerden, de diensten aankondigden en naar
de kerk gingen onder het luiden van de klok. Ook toen kwam Hartman van der Woude
in actie als hoofdofficier van de Niedorperkogge en trad met behulp van een
gerechtsdeurwaarder op tegen deze onbehoorlijke vrijheden. Behalve het handhaven
van de orde in Niedorp had Hartman meer taken. Zo was hij als kolonel in het
Noorderkwartier betrokken bij de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). In de oorlog
van 1672 trok hij het jaar erop met ongeveer 1700 man naar Den Helder om een
mogelijke landing van Engelse troepen te verhinderen. Ook bij de overstroming van
West-Friesland in 1675 is Hartman van der Woude als dijkgraaf betrokken geweest.
Op stand wonen
Intussen was Hartman van der Woude met zijn kinderen verhuisd van Nieuwe Niedorp
naar Heerhugowaard. We weten dit van zijn dochter Elisabeth van der Woude 1657-
1698). Zij heeft een dagboek/reisverslag bijgehouden en dit is voor ons bewaard
gebleven. Daarin laat zij weten dat haar vader in 1667 toestemming kreeg van het
Heerhugowaards polderbestuur om een gracht om zijn hofstede en een vijver aan te
leggen. In 1668 verhuisde hij met zijn drie kinderen naar zijn boerderij aan de
Middenweg in Heerhugowaard-noord. Deze stap is niet zo opmerkelijk als je weet dat
hijzelf uit een familie kwam die eveneens een grote boerenhofstede bezat. Hij trad
daarmee als regent in de voetsporen van zijn vader. Het was in die tijd onder de
regenten mode om op het platteland een eigen boerderij te bezitten. De
Heerhugowaard was in 1631 drooggelegd en grensde aan de Niedorperkogge, waar
Hartman van der Woude dijkgraaf was. Hij was ongetwijfeld op de hoogte welke
regenten uit steden als Amsterdam, Alkmaar en Hoorn een landgoed in de nieuwe
polder hadden. En dat waren niet de minste. De rijkste families uit de Hollandse
regentenklasse waren er vertegenwoordigd, zoals Van Loon, Bicker, Van Egmond van
de Nijenburg, Hasselaer, Van Foreest, Van Waveren en De Wael van Ankeveen, om er
maar enkele te noemen. Hartman van der Woude begaf zich met zijn verhuizing naar
Heerhugowaard onder goed gezelschap. Hij behoorde immers ook tot de Hollandse
regentenklasse. Hij ging voor die tijd dus op stand wonen. De meeste eigenaren
woonden echter in de stad en kwamen alleen in de zomermaanden naar hun bezit in de
polder. Hun boerderij was dan voorzien van een 'heerschapskamer'. Het boerengezin
(de pachter) woonde achter in de boerderij, terwijl de eigenaar zijn vertrekken voorin
had. Een boerderij met een tuin en een boomgaard, een 'plantagie' genoemd, heette
deftig een 'buitengoed', of 'herenhuizing', of als de boerderij er bescheidener uitzag
een 'speelhuis'. Als er sprake was van een gezamenlijke behuizing voor de eigenaar en
de pachter in het gehele pand sprak men van een hofstede. Had de eigenaar de
beschikking over een apart vrijstaand herenhuis dan werd het geheel een buitenplaats
genoemd. Soms werd daaraan een wandeltuin, een 'sterrenbos' toegevoegd.
De Waardse hofstede
Elisabeth van der Woude noemt in haar dagboek hun nieuwe woning in de Waard een
hofstede, hetgeen erop wijst dat zij er permanent gingen wonen met achter in de
boerderij de pachter en zijn gezin. Waar nu precies deze boerderij heeft gelegen,
kunnen we niet uit haar dagboek opmaken. Daarvoor is een kijkje in de Waardse
archieven noodzakelijk. De lijst van onroerendgoedbelasting (haardstedengeld) uit
Historisch Niedorp, informatieblad 2013 nr. 1