-38- schoorsteen te klimmen en zo is ze van de schoorsteen naar beneden gesprongen midden in de gracht of vijver rond het kasteel en nadat zij deze gracht overgezwommen was, belandde ze in de tuin van de schout, klom daar over het hek en liep door een laantje en kwam zo uit op de Loet. Geholpen door de donkere nacht liep Maartje in haar natte kleren, ongezien door Schagen en Barsingerhorn naar haar familie in Kolhorn. Op de vraag tijdens het verhoor of ook iemand haar met raad of daad in het "uijtbreken heeft geholpen en soo ja wie", gaf Maartje als antwoord: "niemand anders als God". Men vroeg ook nog aan Maartje, hoe lang haar zus Lijsbeth op zondagavond, de dag voor de vergiftiging, aan haar moeders woning was geweest en wat ze daar deed. Maartje wist nog dat Lijsbeth er 's avonds was geweest, maar ze wist niet meer hoe lang dat was. "Ze kwam een half vijffentwintig beschuijt halen en toen hebbe wij nog vroolijk met malkaar lacht en praat met mijn sus en de knegtjes en Spenes Gert, Liefhebbers Kees, Maartje Liefhebbers en mijn mem waren ook aanwezig." Maartje moest ook vertellen waarom ze, nadat ze was uitgebroken en naar Kolhorn was gevlucht, later weer van Kolhorn naar elders was vertrokken. "Uit mezelf was ik niet uijt mijn geboorteplaats vandaan gegaan, maar dat ik weggegaan ben, dat heeft mijn oom gedaan, met name Gerrit Bood, die had sorg dat ik weer in de gevangenis zou worden gezet." Uiteindelijk werd op 13 maart 1753 Maartje Jans Spek, bij gebrek aan bewijs in voorlopige vrijheid gesteld. Dat geluk was haar niet zomaar in de schoot geworpen. Nee de familie Spek heeft ervoor moeten vechten. Maartjes vader Johannes (Jan) Spek, begon een proces tegen de Barsingerhorner schepenen, omdat Maartje na in hechtenis te zijn genomen op allerhande manieren is ondervraagd, "ja zelfs met haar beschuldigers uit Colhorn werd geconfronteerd", zonder dat men enig bezwaar tegen haar heeft kunnen ontdekken. Maartje werd na stemming van de rechterlijke macht op het Barsingerhorner raadhuis in vrijheid gesteld onder de volgende condities. Ze werd onder borgtocht in voorlopige vrijheid gesteld, maar ze moest 'onder handtasting' aan de president schepen beloven, te allen tijden als ze werd vermaand voor het gerecht te verschijnen, beschikbaar te zijn. Johannes (Jan) Spek stelde zich borg voor zijn dochter en voor de kosten van de procedures in deze en een kopie van voorgaande 'apostille' zou in handen worden gesteld van de heer baljuw Boers. Maartje Jans Spek werd op 13 maart 1753 op het raadhuis van Barsingerhorn in vrijheid gesteld en ik vermoed dat deze 'rottekruijdtzaak' in de doofpot is beland of in de vergetelheid is geraakt. Tot op heden heb ik geen stukken over deze zaak van na 13 maart 1753 kunnen vinden. Winkel, najaar 2012 Gebruikte stukken: oud rechterlijke stukken uit het oud archief van Barsingerhorn. Historisch Niedorp, informatieblad 2012 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2012 | | pagina 38