-31-
ook voor de indeling binnen onze Westfriese Omringdijk waarvan we al gemerkt
hebben dat de koggen in de loop van de tijd onder allerlei verschillende namen bekend
zijn geweest. Eén voorbeeld zagen we net al bij die Uytenderkogge in plaats van
Oosterkogge. Hoe ze hebben geheten vóórdat ze koggen werden genoemd? Mogelijk
iets met de naam van het belangrijkste dorp. Maar dat hoeft helemaal niet.
Een hiermee enigszins samenhangend probleem vormt de volstrekte onbekendheid van
mogelijke gebiedsnamen in het door een uitdijende Zuiderzee overstroomde land
tussen West-Friesland en Friesland.
De bocht in de Hoogsloot bij (De) Moerbeek. De woning staat nog net in de Schagerkogge. (Niedorpers zijn
van oudsher gewend om over De Moerbeek te spreken in plaats van het vereenvoudigde Moerbeek, alsof we
ons de oude beek nog herinnerden. Hetzelfde geldt eigenlijk voor 't Verlaat.
Wat mij trof was het merkwaardige feit dat omstreeks 1400 onder West-Friesland
slechts de volgende koggen werden verstaan: De Niedorperkogge, de Schagerkogge,
de Langedijkerkogge en Koedijk. Soms wordt er van de Koedijkerkogge gesproken,
maar we zien Koedijk vaker alleen, of wisselend verbonden met andere plaatsen. Niet
alleen met de Middeldijk en het Nieuwland, maar soms ook met Oudorp, Oterleek,
Eenigenburg en Valkkoog en een enkele keer zelfs met Graft, Schermer (de vroegere
naam voor Grootschermer) en Ursem.
Het definitieve einde
West-Friesland ligt dus omstreeks 1400 aan onze zijde van de Langereis. Dat is precies
het omgekeerde van wat je soms tussen Enkhuizen en Hoorn kunt beluisteren. Het
andere deel van het gebied tussen de Omringdijk hoorde echter bij het zogenoemde
baljuwschap Medemblik. Dat mocht in die tijd in één klap verminderd worden met 100
riemen: 50 voor Drechterland en 50 voor het Hout wouderambacht (de latere Vier
Noorderkoggen).
Historisch Niedorp, informatieblad 2012 nr. 2