Vrijwel jaarlijks gingen de schoolreisjes in juli met zo'n zestig van de oudste kinderen
die geen willekeurig schoolverzuim hadden gemaakt naar Amsterdam. Met spontaan
door enkele veehouders en landbouwers beschikbaar gestelde rijtuigen en paarden ging
de reis eerst naar station Noord-Scharwoude of Alkmaar om de reis te vervolgen met
de stoomtrein naar Amsterdam. Na daar te zijn gearriveerd wandelden de kinderen
onder toezicht van begeleiders naar een 'melkinrichting' in de Kalverstraat. Na daar
enige tijd te hebben verbleven ging het naar 'Manufacturenwinkel de Zon', waar
vooral de meisjes erg genoten van het getoonde 'schoons en veelkleurige' dat er stond
uitgestald. Al wandelend ging de tocht weer verder richting dierentuin Artis. Diep
onder de indruk zijnde van wat ze daar allemaal hadden gehoord en gezien, werd in het
café tegenover Artis de inwendige mens flink versterkt. Het volgende en laatste doel
was het 'paleis van Volksvlijt' om daarna met de tram naar het station te gaan en per
trein weer terug naar Alkmaar of Noord-Scharwoude te reizen. Daar stonden de
bespannen paarden met rijtuigen gereed om de jeugd met hun begeleiders weer naar
Winkel te brengen. Bij een grote groep kinderen werd deze na aankomst in Amsterdam
veelal gesplitst in kleine groepjes onder leiding van het onderwijzende personeel. De
jaarlijkse schoolreisjes gingen ter afwisseling vanaf Alkmaar ook wel per stoomboot
naar Amsterdam. De te bezoeken bezienswaardigheden waren vaak afwisselend,
bezocht werden ook wel het 'Panorama Nova Zembla', Rijksmuseum, grote
winkelzaken en het 'Panopticum' waar wassenbeelden van bekende personen werden
bezichtigd. Deze schoolreisjes zullen veelal een openbaring voor de jeugd zijn
geweest, velen onder hen zullen in die jaren nog nimmer in Amsterdam geweest zijn
en geen weet hebben gehad van al datgene wat in een grote stad was te zien en te
beleven. Opvallend was overigens dat in 1885 op voorstel van hoofdonderwijzer Van
Heerikhuizen uit de Groetpolder besloten moest worden dat tijdens de schoolreisjes
het roken door de grotere jongens niet meer kon worden toegestaan. Dit waren dan
jongens van twaalf of dertien jaar.
Mulo-onderwijs
In 1885 drong de schoolopziener er bij herhaling op aan de school te verbouwen. Het
gemeentebestuur was er echter van overtuigd dat dit volkomen overbodig was. Vijf
jaar later kwam hier verandering in. Op verzoek van de Hollandse Maatschappij van
Landbouw viel het besluit een school voor meer uitgebreid onderwijs (mulo) op te
richten, waar in de vakken wiskunde, landbouwkunde en de talen Frans, Hoogduits en
Engels werd onderwezen. In 1925 kwam daar nog het vak handelskennis bij. De lagere
al bestaande school die drie lokalen telde, werd door F. Korver uit Winkel verbouwd
tot vier lokalen van kleinere afmetingen. Een van de lokalen was bestemd voor mulo-
onderwijs, hoofdonderwijzer Bergman bezat de vereiste diploma's en werd daar
eveneens het hoofd van. In 1894 werd J. Porte uit Borculo tot eerste onderwijzer aan
de lagere school benoemd. Omdat hij ook in het bezit was van de akte landbouwkunde
gaf hij daarin les bij het mulo-onderwijs.
Griffels en leien
In februari 1889 stelde de gemeente Winkel zeven boekhandelaren uit de kop van
Noord-Holland in de gelegenheid om bij inschrijving een aantal schoolbenodigdheden
te leveren. Tot de aangeschreven boekhandelaren behoorden o.a W. Semeins in Oude
Historisch Niedorp, informatieblad 2012 nr. 1