26-
scheiding noodzakelijk. De grens tussen beide gebieden liep grofweg vanaf de
Westermoerbeek langs de Hoogsloot en vervolgens ergens dwars door de Kromme
Gouw naar de zeedijk.
Het onduidelijkst zijn de koggen in het Geestmanne(r)ambacht, maar we zijn er in elk
geval zeker van dat er een Langedijkerkogge (M) en een Koedijkerkogge (L) zijn
geweest. Van de Oudorperkogge zijn we niet zeker of dat geen andere naam is voor de
Koedijkerkogge. Daarbij kan een rol spelen dat Oudorp in een wat eerder stadium door
het graafschap Holland geannexeerd was. Er zijn mij tot dusver geen kaarten bekend
met getekende begrenzingen binnen het Geestmanne(r)ambacht.
Waren er buiten West-Friesland geen koggen te vinden? Zeker wel. Zo kennen we
bijvoorbeeld nog de Wieringerkogge. Misschien een extra reden om maar vrede te
hebben met de nieuwe gemeente Hollands Kroon.
Waterland was door Floris V in 1282 aangekocht om het bij zijn graafschap te voegen.
Het zal hem niet ontgaan zijn dat ook daar nog sprake was van koggen. Helemaal in de
meest zuidelijke grensstreek van het oude Friese rijk treffen we de Vlaamse Vier
Ambachten. Ze omvatten onder andere de bekende plaatsen Axel en Hulst. In de 12e
eeuw had de Vlaamse graaf Philips van den Elzas, net als in West-Friesland, te maken
met heervaartsplichtigen.We zullen straks zien wat daar onder verstaan moet worden.
Het is opvallend dat juist binnen West-Friesland die koggen zo manifest waren en
binnen hun begrenzingen zo lang zijn gebleven. Dat zal zeker te wijten zijn aan het feit
dat ze in het algemeen voor het waterstaatsbeheer werden gebruikt. Moeten we daarbij
denken aan de invloed van een Floris V, in dat laatste stukje 13e eeuw? We herinneren
ons maar al te goed zijn strijd om ons hele gebied in 1289 (bijna voorgoed) te
onderwerpen en bij zijn graafschap Holland te voegen. Had hij er belang bij om ons
onmiddellijk een soort landindeling op te leggen? Nee, niet nodig, want onze koggen
waren al aanwezig en stamden zelfs van veel eerder. Zeer waarschijnlijk zelfs uit de 9e
eeuw. Dat was de tijd dat enkele Vikingkoningen het hier voor het zeggen hadden en
er juist voor moesten zorgen om andere roofzuchtige Noormannen buiten de deur te
houden. In hun stamland bestond de gewoonte om de strijdvaardige bemanningsleden
van de vikingschepen door een bepaald grondbezit getalsmatig te laten opbrengen. Die
bemanningsleden werden geacht de roeiriemen krachtig te kunnen hanteren, net als
bijvoorbeeld op de bekende Griekse galeien. Het benodigde aantal per schip werd in
'riemen' uitgedrukt. En dat is nu precies waarvoor de kogge-indeling bij ons ook
gediend heeft. Elke kogge had naar gelang zijn grootte en belang een bepaald aantal
bekwame bemanningsleden te leveren die simpelweg met 'riemen' of 'riemtalen'
werden aangeduid. De Hollandse graven maakten daar bij hun oorlogjes geregeld
gebruik van.
Toen allerlei dorpen uitgroeiden tot kleine steden met de nodige rechten en zich wat
losser wilden maken van het platteland werden zij apart met een aantal 'riemen' belast.
Men noemde de verplichte bijdrage de 'heervaart' in plaats van de 'heerban', niet zo
vreemd in een gebied waar het water nu eenmaal de hoofdrol speelde.
Historisch Niedorp, informatieblad 2012 nr. 1