kerkdienst moest voorgaan. Toestemming tot afbraak van de kerk werd niet verkregen. Een jaar later kreeg de burgerlijke gemeente toestemming tot het heffen van penningen ten voordele van de kerk, op onder andere het tappen van bier en slachten van vee. Ook de koster van de kerk diende een bijdrage te leveren om de financiële lasten van de kerk te verminderen. Zijn traktement werd van 50 op jaarlijks 30 gebracht. Als hij zich daar niet in kon vinden kon hij ervanuit gaan dat er in zijn plaats een ander zou worden benoemd. In 1850, dus honderdvijftig jaar later, stelde de kerkenraad vast dat de kapelkerk in Zijdewind aan een uitgebreider onderhoud toe was. President-kerkvoogd Cornelis Over kwam samen met kerkvoogden Arie Wonder en Pieter Kos tot de conclusie dat de gewone kasmiddelen de daarvoor benodigde uitgaven niet toelieten. Er moest naar een andere oplossing gezocht worden en deze diende zich aan in de persoon van de toenmalige predikant Jan Frederik Corstius. Na korte tijd gaf deze te kennen dat het hem was gelukt samen met bekenden en vrienden van wijlen zijn vader toezeggingen te krijgen tot een bedrag van bijna 600 voor herstel van de kerk in Zijdewind. Ds. Corstius werd alom geprezen voor zijn inzet, men sprak van een daad door iemand die niet alleen predikant maar daarbij een dienaar Gods was, die het aan het hart ging dat de kerk waarin hij preekte in verval kwam te verkeren. De kapelkerk gedeeltelijk in gebruik als school Het onderwijs te Zijdewind werd al van oudsher in het 'schoolhuis' gegeven, dat in de nabijheid van het kerkgebouw stond. Het 'schoolhuis' was eigendom van de gemeente Oude Niedorp, het onderwijs werd gegeven door onderwijzers van het gereformeerde geloof. Door toename van het aantal kinderen was het 'schoolhuis' in 1826 te klein geworden om alle leerlingen te kunnen onderbrengen. Het gemeentebestuur richtte een verzoek aan het gereformeerde kerkbestuur om het achterste gedeelte van het koor in de kerk aldaar als school in gebruik te nemen. Dit werd toegestaan onder voorwaarde dat de kerkdiensten er geen hinder van zouden ondervinden. In de herfst van 1848 werd er een nieuwe onderwijzer van het gereformeerde geloof op de school benoemd. De plaatselijke bevolking was het daar niet mee eens, zij zagen liever een katholieke onderwijzer voor de klas staan. De benoeming van een niet-katholieke onderwijzer aan de school viel dus niet in goede aarde bij de bevolking in Zijdewind. Onder aanvoering van pastoor Van den Bosch uit 't Veld hielden de ouders 45 van de 58 schoolgaande kinderen uit protest thuis. Na vele onaangename gebeurtenissen in deze kwestie waarbij gedurende bijna drie jaar 45 kinderen de school niet hadden bezocht, koos het gemeentebestuur de wijste partij en benoemde in de herfst van 1851 een rooms-katholieke onderwijzer op de school. Met ingang van 1 december 1851 volgde de aanstelling als rooms-katholiek onderwijzer in vaste dienst van de heer J.F.H. Schuchart op een jaartraktement van ƒ.550. Na gedurende 45 jaar zijn onderwijzerstaak naar tevredenheid te hebben vervuld kreeg hij zijn ontslag per 1 augustus 1896. Hij betrok een woning in het gedeelte van 't Veld dat behoorde tot de gemeente Nieuwe Niedorp. Historisch Niedorp, informatieblad 2011 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2011 | | pagina 6