Volksgeneeskunde en hocus-pocuslui
-15-
door Maarten Mooij
Het is 26 september 's avonds. Een verjaardag op Wieringen. De gemiddelde leeftijd
van de aanwezigen ligt rond de zeventig jaar. Over het weer waren we het gauw eens,
iedereen genoot van het prachtige nazomerweer. Een geschenk uit de hemel,
vergeleken met de natte zomer. Aan de miljoenennota van politiek Den Haag werd
aanzienlijk meer tijd besteed. De ziektekostenverzekeringen en de ouder
domsvoorzieningen beheersten lange tijd de avond. Met als conclusie: 'het rooit er niet
op'. Aan het einde van de discussie haalde een van de genodigden enige kastanjes uit
zijn broekzak en zei op zijn gezapig Wierings: "ik krieg gien reuma". Waarmee hij
wilde zeggen dat dat een uitgavepost minder betekende voor zijn ziekte
kostenverzekeraar.
Op de terugweg naar Winkel bleven die kastanjes mij bezighouden. Ik was in mijn
geheugen op zoek naar andere middeltjes die ook een vermeende helende of
preventieve werking zouden hebben. Ik weet nog heel goed dat mijn huisdokter mij
niet kon helpen toen mijn gezicht 'geteisterd' werd door acné (jeugdpuistjes). Ik zocht
mijn heil in de biergist. Het vocht van de planten smalle weegbree of sedum is goed
voor je om likdoorns of eksterogen kwijt te raken. Doe een pissebed in je beker melk
en drink het op. Moet een probaat middel zijn tegen malaria. Hang een vogelkooi met
een turkse tortel erin, boven een deurkozijn waar je veel onderdoor loopt en gordelroos
zal je niet treffen! Morgen maar verder. Als verkeersdeelnemer kon ik me niet
permitteren in mijmeren weg te zinken.
Het bleef niet bij die middeltjes. Het werd een zoektocht in Winkel en omstreken naar
het antwoord op de vraag, wat men vroeger deed aan curatieve en preventieve
gezondheidszorg, aan helen en voorkomen. De medische wetenschap stond vroeger
qua kennis lang niet op het niveau van nu. Het platteland kende eeuwen geleden
nauwelijks artsen. Men ging toen naar iemand die baat kon geven. Dat kon een boer,
timmerman of smid zijn aan wie men zijn ongemak toevertrouwde. De medische stand
noemde deze mensen kwakzalvers. Hocus-pocuslui klinkt ook niet erg positief. In de
volksmond noemden ze mensen zo, als die zich uitgaven voor telepaat, magnetiseur,
wichelroedeloper, homeopaat, kruidendokter of iriscopist enz. Hetgeen betrekking had
op de mystieke manier waar hun werk mee omgeven was. Een telepaat bijvoorbeeld
was iemand die in je ziel kon kijken. Dat was toch eng? Een magnetiseur werd voor
het gemak strijker genoemd.
Rond 1805 kwam de overheid met een wetgeving zodat zonder diploma en verplichte
registratie men zich niet meer mocht bezighouden met medische handelingen, op
straffe van justitiële vervolging. Voor de medische stand was dit niet genoeg. De
Vereniging tegen de Kwakzalverij werd in 1881 opgericht. Tot op de dag van vandaag
komt u deze vereniging tegen in de media.
Ook de kerken hebben hier een rol in gespeeld. Een kruidendokter mocht zijn gang
gaan want het boek Genesis 1 vers 29 en 30 zegt toch: 'God zei, ik heb u al het zaad
zaaiende kruiden gegeven dat op ganse aarde is... het is tot uw spijze'. De rooms-
Historisch Niedorp, informatieblad 2011 nr. 2