-18 geoorloofd was in het Oude Testament, zoals veelwijverij en het zweren van een eed, moest worden verworpen. Het hanteren van een zwaard (lees een wapen) om daarmee eventueel ten strijde te trekken was niet toegestaan. Een mens die weloverwogen in een eigen belijdenis deze hoofdzaken erkende was klaar voor de volwassenendoop. Van kinderdoop kon geen sprake meer zijn. Overigens moest het geloof blijken uit de werken. In deze regeltjes wordt een behoorlijke afstand geschapen tot de praktijken in Münster. De aanhangers van Menno werden Mennonieten of Mennisten genoemd. (In Friesland wordt volgens dominee Santé ma nog steeds over Men- nistenkerkjes gesproken.) Het duurde enige tijd voordat de aanhang van Menno de hoofdstroming van de doopsgezinden zou worden. Aanvankelijk had een zekere David Joris (1501-1556) een grotere aanhang. Deze doopsgezinde (of anabaptist) uit Vlaanderen werd vooral bekend door zijn 'Wonderboek' met zeer gewaagde leerstellingen. Sommige van zijn aanhangers die Davidjoristen werden genoemd, zagen in hem een profeet of zelfs de Messias. Hij geloofde in visioenen en meende door God uitverkoren te zijn om De Waarheid te verkondigen. Zo had hij het idee dat de mens weer als een kind moest worden, 'arm van geest' om zalig te worden. Bij het vaststellen van de meest gewenste godsdienstige uitgangspunten en pas sende rituelen liepen de opvattingen al gauw behoorlijk uiteen, met alle gevolgen van dien. Tussen 1557 en 1630 ontstonden er al zo'n dertien verschillende richtingen. Om een paar belangrijke te noemen: de Waterlanders en de Hoogduitsers, de Zachte en de Harde Friezen, de Jonge en de Oude Vlamingen. Er waren kwesties die nu geen enkele rol meer spelen zoals Mag een lid naast een afvallige (of een gebannene) aan één tafel zitten. Of moet men het toestaan dat iemand lid van een gilde wordt of ergens het burgerschap verwerft. De vele Vlamingen die uit hun land waren gevlucht en zich in Friesland vestigden waren hierin soepeler dan de Friezen. Aan de andere kant banden de Vlamingen op een gegeven moment alle Friese doopsgezinde gemeenten. Dat wilde zoveel zeggen dat de onenigheden zó hoog waren gelopen, dat ze er niets meer mee te maken wilden hebben. Zelfs een Friese doop werd niet meer erkend. Alles draaide om de mate waarin men de eigen gemeente zuiver wilde houden en de tuchtmaatregelen die daarmee samenhingen. Dat kon heel ver gaan, zodat men bijvoorbeeld gedwongen Historisch Niedorp, informatieblad 2010 nr. 2 Menno Simons

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2010 | | pagina 18