-17- Die twee Vermaningen, be trekkelijk dicht bij elkaar, zouden wel eens kunnen wijzen op verschillende zienswijzen. Volgens Van der Aa werd het eerste kerkje in de Wieringerwaard in 1654 gesticht als houten bouwwerk. Maar in het doopsgezindenarchief wordt het jaartal 1625 genoemd. Dat scheelt nogal wat. Er werd gesproken over een 'Menniste Kerkhuys', wat erop wijst dat men in elk geval de opvattingen van een Menno Simons huldigde. Omdat er in mijn jongenstijd ook nog wel gesproken werd over de Menniste Kerk in Nieuwe Niedorp lijkt het geen slecht idee om aan deze Menno maar eens wat aandacht te schenken. Bovendien herinner ik me een sympathieke oud-leerling met de naam Menno Anker. Zijn ouders waren lid van onze doopsgezinde gemeente. Menno Simons werd ca. 1496 geboren in het Friese Witmarsum en stierf op 65-jarige leeftijd in Bad Oldesloe in Sleeswijk-Holstein. Hij werd tot priester gewijd in Utrecht en vervolgens als kapelaan aangesteld in Pingjum, op een paar kilometer afstand van zijn geboortedorp. (Pingjum kan nog bogen op een eigen omringdijk, de Pingjumer gulden Halsband.) Zoals zoveel serieuze priesters indertijd had hij geen goed gevoel over de gang van zaken in de Katholieke Kerk. Aanvankelijk werd hij aangetrokken door de ideeën van Luther, daarna door die van Zwingli. Omstreeks 1531 maakten de doopsgezinden uit Zwitserland de nodige indruk op hem. Dat weerhield hem niet om in 1532 pastoor te worden in Witmarsum. Hij hechtte er kennelijk aan om zijn eigen omgeving in het westen van Friesland trouw te blijven. De krankzinnige praktijken van de harde doopsgezinde kern in de stad Münster stuitten hem uitermate tegen de borst. Jan van Leiden met zijn trawanten gedroegen zich daar als wraakzuchtige, onverzoenlijke despoten, iedere schijnbare afvalligheid met de dood bedreigend (zie ons infoblad van mei 2008). Jan van Batenburg, de leider van de zogenoemde Zwaardgeesten was zo mogelijk nog militanter. Menno Simons preekte in de jaren 1534-1536 hartstochtelijk tegen deze weinig verheffende gang van zaken, maar liet zich in 1535 als volwassene opnieuw dopen. Het niet serieus nemen van de eenmalige kinderdoop was indertijd een zonde die met de dood bestraft werd. Door deze dreiging voelde hij zich in 1536 genoodzaakt Witmarsum te verlaten en trok hij naar het wat veiliger Groningerland en Oost-Friesland. Vooral in dit Duitssprekende gebied beijverde Menno zich om geloofsgenoten tot steun te zijn. In het bijzonder maakte zijn in 1539 verschenen 'Fundamentenboek' grote indruk. Het ging hem voornamelijk om een geestelijke wedergeboorte met een passende strenge levenshouding. Daarbij waren zondebesef en boetedoening eigenlijk bittere noodzaak. De strijd tegen de persoonlijke zonde verving de fanatieke strijd tegen al die zogenaamde goddelozen waar men zich in Münster zo druk om maakte. De bijbel diende als leidraad met de absolute nadruk op het Nieuwe Testament. Wat nog De Vermaning bij de Kreil, Wieringerwaard Historisch Niedorp, informatieblad 2010 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2010 | | pagina 17