Problemen in de polders -22- historische notities door Jan Keuken en Annet Klomp-Keuken Laten we beginnen met iets recht te zetten: nog niet zo heel lang geleden is het bijna gelukt om de Wieringermeer en Medemblik tóch aan elkaar te koppelen. Dat wil zeggen 'in principe'. Het wilsbesluit was volledig gebaseerd op de persoonlijke verhouding tussen beide burgemeesters. Burgemeesters die het uitstekend met elkaar konden vinden. Het principeakkoord werd echter in de kiem gesmoord door de botte arrogantie van een volgende burgervader. Zo zie je wat de gevolgen kunnen zijn van het zeer persoonlijk optreden van raadsvoorzitters. De aan onze gemeente grenzende Wieringermeer staat in deze tijd nogal in de belangstelling. Sommigen zien haar als een welkome bruid. Anderen als een dreigende mesalliance. Zelfs als een eindeloos schip van bijleg. Hoe dan ook, een goede reden om aan dat jonge gebied maar eens wat aandacht te schenken. Waar maakte men zich in de jaren twintig grote zorgen over bij de voorbereidingen van die aanzienlijke nieuwe indijking? Een van de kopzorgen was natuurlijk de periode die de nieuwe polder nodig zou hebben om behoorlijk productief te zijn. Om daar praktisch wat kijk op te krijgen werd er ter hoogte van Andijk, in de toen nog bestaande Zuiderzee, een proefpoldertje aangelegd. De daarbij opgedane ervaringen bleken uiteindelijk goud waard. In 1930 werd de inmiddels omdijkte Wieringermeer door twee giganten leeggemalen. De Leemans bij Wieringen en de Lely bij Medemblik. Het resultaat was in eerste instantie een ongelofelijk natte zooi. Dat verwachtte men ook en dat leverde meteen een belangrijk punt van zorg. Men was bijzonder ongerust over een mogelijke toename van de malariamug. Het oude land om deze nieuwe polder was in het begin van de vorige eeuw nog berucht om het voorkomen van malaria. Daarbij werden Winkel en Kolhorn zelfs met name genoemd. Wie weet daar nog iets van? Wie heeft daar wel eens iets over gehoord van de grootouders? (Vertel het me.) Gelukkig heerste hier niet de gevaarlijke tropische variant, maar een wat mildere vorm, die toch een hoop overlast en narigheid veroorzaakte. Eigenlijk stond heel Noord-Holland aan de top van de verspreiding. Daarmee vergeleken waren andere plaatsen van besmetting, zoals de omgeving van Delfzijl, Harlingen en Vollenhove en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden van veel geringere betekenis. In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, in 1918, braken er vooral in Noord- Holland, maar ook in Friesland en Zeeland ware epidemieën uit. In Noord-Holland kon langzamerhand wel gesproken worden van een volksziekte. Aan het eind van de 19e Een veelzegggende poster in de anti- malariacampagne Historisch Niedorp, informatieblad 2010 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2010 | | pagina 22