-27-
uitgebreide boedellijsten hier af te drukken, want dan zouden we bijna tien A-4tjes
nodig hebben. Zelfs de kleinste kleinigheden moesten vroeger vermeld worden. Ik zal
me beperken tot wat willekeurige voorbeelden en die in een kleiner lettertype
weergeven.
Wat de gruttersbenodigdheden betreft noem ik hier de volgende zaken: een toonbank, een
erwtenlaadje, een gortlaadje, enige kleine laadjes, een paar koperen trechters, een blikken trechter, een
stel maten.
In de keuken is sprake van een uitgebreide inventaris, van 'eenig delfsch teegoed' tot en met een
ijzeren doofpot. Maar ook 9 schilderijen, samen getaxeerd op 90 cent
In de gang worden o.a. veertien kazen genoemd die tezamen slechts op 4 gulden worden geschat.
Verder een rek met tien schotels voor 40 cent.
In de vaste hal: van 26 witte borden tot en met een kwispedoor.
In het kamertje: twee lakens getaxeerd op 30 gulden.
In het achterkeukentje: van een bolle buisjespan tot en met 2 schilderijen.
Op de zolder: een mangel, een partij erwten en bonen ter waarde van 10 gulden, maar ook een partij
boekweit, geschat op wel 90 gulden.
In de kamer: een bureau, een gladhouten kabinet, en zes schilderijen die samen geschat worden op 1
gulden en 20 centen. Verder o.a. een pijpenlade van 30 cent.
Achter het huis: o.a. een emmer en een luiwagen, maar ook een varken van 14 gulden. Verder noem
ik een boentafel en een klerenzak voor 50 cent.
In de grutterij: een partij hooi en stro, vier ziftrollen(?) en een breekton(?) om maar eens iets
raadselachtigs over te nemen.
In de stal: twee paarden, geschat op 150 gulden en twee gelde (onvruchtbare) koeien, tezamen voor
120 gulden. Een kartuig en leidsels getaxeerd op 5 gulden.
In het wagenhuis noem ik een speelwagen van 100 gulden en o.a. een klampje mest.
Alles bij elkaar genomen 1152 gulden en 15 centen. We hebben het dan, zoals gezegd, over een zeer
groot aantal zaken waarvan er hier maar enkele zijn overgenomen.
Het goud- en zilverwerk wordt nog eens apart vermeld. Wat komen we daar tegen?
Bijvoorbeeld een gouden oorijzer en haarnaalden, granaten spelden, gouden oorringen, een
bloedkoralen ketting, een gouden zakhorloge, een zilveren tabaksdoos, een agaten snuifdoos, een
kerkboek met zilverbeslag, zilveren broekgespen. Alles bij elkaar indertijd voor een waarde van zo'n
300 gulden. Uiteraard was er ook sprake van contant geld en de nodige kredieten. Maar ook schulden.
Uiteindelijk overtroffen de schulden - waarschijnlijk gewone leningen - verre de bezittingen. Het is
zonneklaar dat we met een gezeten familie te maken hebben. Laten we het hierbij maar laten.
Voor alle duidelijkheid gaan we hier maar even in op oude begrippen als 'gorthuis' en
'grutter'. In een gorthuis bevond zich een gerstpellerij. De dopjes moesten van de
gerstekorrels verwijderd worden. Die werden er vervolgens 'afgewaaid en daar had je
indertijd een soort waaiapparaten voor. Het kon grof gebeuren, maar ook fijn en
halffijn. Een grutter was echter in eerste instantie een boekweitmolenaar die van de
boekweit de doppen verwijderde en in een zogeheten grutmolen de zaadkorrels
vermaalde, oftewel 'tot grutten brak'. Maar een grutter was later ook iemand die als
winkelier boekweitmeel en meel van allerlei graansoorten verkocht, en meestal ook
erwten en bonen, vogelzaad en soms rijst. Hoe een oude term behoorlijk uit zijn
verband kan raken merk je als Albert Heijn geregeld als een 'grootgrutter' wordt
neergezet. Boekweit hoort overigens niet bij de bekende graansoorten als tarwe, gerst,
haver en rogge, maar is een plant uit de zogeheten duizendknoopfamilie waaronder
allerlei zuringsoorten en de rabarber thuishoren.
Historisch Niedorp, informatieblad 2009 nr. 2