-23-
nagedachtenis aan ene Maritgen Maertens. Maerten Pietersz Fecke was de vader van
Maritgen. Zij woonde op B 216.
Huize drie geeft als eerste bewoner in 1583 Gerijt
Amelsz. Vervolgens valt het oog op de namen van
verschillende beroepen. O.a. een kuijper, een cramer,
een timmerman en een vroetwijff, maar dan zijn we
intussen alweer een eeuw verder. Omstreeks 1700
meldt zich een Pieter Dirx Slotemaker en tegen 1800
verkoopt Maartje Jans Koeman aan Jan Pietersz Horst
het perceel als pakhuijsje. De dominante naam
Koeman van de Laagzijde verschijnt ook hier en
onderstreept daarmee nog eens de grote invloed van
die familie.
Het volgende huis (kadasternr. B 224) kunnen we
identificeren als de huidige woning van aannemer
Rood, ook al is dat nou niet direct uit de
kadastertekening van omstreeks 1820 af te leiden. In
De grafsteen van Maritgen Maertens 1583 komen we hier een HerC Backer tegen' die
wellicht genoemd is naar zijn beroep. In 1607 een
loot uit de Fecke-familie, gevolgd door chirurgijn Gerrit Adriaensz in 1610. En in
1615 doemt de naam Keuck op, Wouter Dirck Keuck (waarmee de Keuken-familie
geen enkele relatie heeft) Keuck is in onze tijd een merknaam voor een of andere
alcoholische drank. In 1718 wordt het huis gekocht door Cornelis Claesz Wit en Claes
Claesz Wit, als opsienders van de mennogesinde armen', oftewel de doopsgezinde
armen. In 1731 wordt ineens van een boerenhuis gesproken, bewoond door Claes
Cornelisz Wit, indertijd bekend als kaaskoper.
Wat de aanduiding
'boerenhuis' betreft
herinneren we ons, dat
het voor bijna iedereen
in die tijd heel gewoon
was om er één of meer
koetjes op na te houden.
Zoals bij onze schoen-
maker- sterrenkundige
Dirck Rembrantsz. Het
hing waarschijnlijk van
het aantal koetjes af of
er echt van een
boerenhuis kon worden
gesproken. En er moest
een belangrijk deel van
de bestaansmiddelen afkomstig zijn van de koeien.
Rechts de kruidenierswinkel, links de wagenmakerij/timmermanswerkplaats
Historisch Niedorp, informatieblad 2009 nr. 2