Zoutkaag in en vervolgens via een landpad over de 'achterste weid' van De Waal in zuidelijke richting naar de kooi, zoals de vorige kooijluiden ook hadden gedaan. Zo gezegd, zo gedaan, maar beide heren kregen het wederom aan de stok en ook het pad door de Zoutkaag mocht Meester niet meer betreden. Uiteindelijk werd na bemiddeling van de burgemeesters van Winkel beslist dat de pachters van de kooi recht van overpad hadden via het landpad in de Zoutkaag. Dus ook Meester mocht weer over dit pad naar de kooi. Wel was hij verplicht zijn kooikershondjes in het weiland aan de lijn te houden en de vlonders over de sloten moest hij goed afsluiten, anders raakte Luytjes de Waal zijn schapen kwijt. Er werd bepaald dat vanaf 1752 de pachters van de kooi jaarlijks twee gulden voor het recht van overpad aan Luytjes de Waal zouden betalen. Cornelis Dircksz Meester had zevenentwintig jaar later in 1779 zijn tweede aanvaring. Een aantal bomen in het kooibos had hij gesnoeid en er ook nog maar een paar gerooid. Het hout had hij verzaagd en naar zijn woning in de Weere vervoerd. Maar op het raadhuis in Winkel hadden ze er lucht van gekregen, Meester werd op het matje geroepen en kreeg 150 gulden boete aan z'n broek, welk bedrag lde gemeene armenten goede zou komen. De gebruikelijke gang van zaken was, dat het snoeihout uit het kooibos in het voorjaar in partijtjes per opbod aan de inwoners verkocht werd. Ze moesten het hout zelf bij de kooi ophalen en niet stiekem in het kooibos een aantal eendennesten plunderen. Een kleine dertig partijtjes hout brachten dan ongeveer honderd gulden op. Meester kreeg natuurlijk wel een onkostenvergoeding voor deze snoeihoutveiling, maar die honderd gulden was in eerste instantie voor de gemeente Winkel en dat wilde Cornelis in 1779 vóór zijn, met als gevolg honderd vijftig gulden boete. De Snaphaan van Speenes Gerrit Opnieuw perikelen bij de Winkeler eendenkooi. Voor Cornelis Dircksz Meester was 1752 toch wel een gedenkwaardig jaar, want er gebeurde meer dan alleen maar onenigheid over het recht van overpad naar de eendenkooi. Op verzoek van de schepenen der Stede Winckel, Jan Koster, Piet Vel en kooijman Cornelis Dircksz Meester wonende in de Weere en boer Sijmon Jacobsz de Waal wonende op de zeedijk, maakte notaris Jan Slooff op 14 november 1752 de volgende akte op: De heren waren van competenten ouderdom om de waarheijt getuigenisse te geven, dewelke ten versoeken van den heer Willem Lakenman Bailjuw van de Niedorpercogge en schout van Winckel, verklaarde voor de opregte waarheijt 't gunt volgt, namentlijk; dat zij deposanten op zaterdag 21 october dezes jaar 1752 omtrent de klok van vier uuren na de middag hebben gehoord en gezien, dat tot twee verscheijde reijsen is geschoten met een snaphaan, door de personen van Jan LouwriszBoodt en van eenen (in de wandeling genaamd) Speenes Gerrit, beijde tot Colhorn woonachtig. Zij hebben deselve personen zien schieten op de Westfriese Zeedijk tussen het huis van Jacob Sijmonsz. de Waal en 't huis van Willem Blook, gelegen aan genoemde zeedijk onder de bedrijve van Winckel. Eijndigende zij deposanten hier mede hunne verklaringe gevende voor redenen van wetenschap als in de tekst met presentatie zulks met solemnele Eede te bekrachtigen. Aldus gepasseert in de Herberge de Swemmende Swaen tot WinckeV Het is wel duidelijk: uit deze akte blijkt dat twee 'heren' uit Kolhorn met hun geweren Historisch Niedorp, informatieblad 2009 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2009 | | pagina 5