Het levensverhaal van Piet Zwagerman, deel XXV 15 Slot Eén voorval uit mijn jeugd wil ik ook nog memoreren. Aan de Westerweg, vlak bij het dorp, stond een lang huis met vier woningen dat behoorde tot de armvoogdij. Daarin woonden gezinnen die zo arm waren dat ze van een particulier geen woning konden huren. Het waren eigenlijk krotten en later werd dat geval 'De lange jammer' genoemd. In een van de vier woningen woonde een weduwe Appel, van haar eigen naam Griet Meurs, en zo werd ze ook altijd genoemd. Griet was een dankbaar object om te plagen, want ze was gauw nijdig. En daarom moesten zij en haar dochter er nogal eens aan geloven. En eenmaal was ik ook een van de plaaggeesten en ze kwam er thuis over klagen. 'Nou', zei vader, 'ik zal maken De 'lange jammer' van de armvoogdij aan de Westerweg Griet' dat die J°nëen van mij het niet meer zal doen.' En wat deed vader? Hij gaf me geen aframmeling, maar haalde mij alleen bij hem in de kamer. Hij zei 'Piet, wat ben jij toch een laffe jongen om met zo'n bende apen mee te doen om die arme Griet en haar dochter te plagen. Je moest je schamen. Plaag de vrouw van de burgemeester. Dat durf je niet, maar wel die arme drommel. Ik heb er geen woorden voor!' Piet begon te huilen en het heeft meer gegeven dan een pak slaag. Nooit deed ik het weer. Zo was vader! Ook wil ik nog wat schrijven over de strenge winter van 1928-'29. Vóór januari had het bijna niet gevroren, maar in het laatst van die maand viel de vorst in en werd al heviger. Zoals ik reeds eerder schreef werd er weer kermis op De Rijd gehouden, maar door de strenge koude bleef de juiste stemming weg. Het ijs bleef maar en op het laatst reed er haast niemand meer op de schaats. De Zuiderzee en ook de Waddenzee waren geheel bevroren en auto's maakten tochten over de grote ijsvlakten. Dat dit soms niet zonder gevaar was kwamen enige automobilisten te weten, want hun Fordje zakte door het ijs en hoewel zij er bijtijds uit wisten te komen, van de auto hebben ze nooit meer iets gezien. In het laatst van februari kregen onze zoon Jan en zijn buurjongen Jan Blokker het in hun hoofd nog op schaatsen naar Marken te gaan.'t Was eigenlijk een dwaze onderneming want er was niets meer te beleven (geen mens op het ijs). En dat ijs was oud en vol barsten, maar ze gingen en kwamen op Marken aan, doch de terugtocht viel hun zwaar. Het werd donker, of nog beter, het was al donker toen ze pas in Avenhorn waren. Daar hadden ze geluk dat ze in een bus konden stappen naar Hoorn. En vandaar kwamen ze - maar heel laat - toch nog thuis. Er ging nog een trein naar Medemblik (Wognum uitstappen) en toen konden ze nog met de stoomtram Schagen-Wognum naar huis. Om elf uur kwamen ze binnen nadat wij en de buren Blokker uren in Historisch Niedorp, informatieblad 2009 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2009 | | pagina 15