-24-
Geestdrijverij
Bij een burgemeestersverkiezing in Münster bleken de wederdopers daar intussen de
absolute meerderheid te vormen. Hierdoor konden er twee burgemeesters uit eigen
kring worden aangesteld. Een ervan droeg de naam Knipperdolling.
Knipperdolling voelde helemaal niets voor zo'n afschuwelijk bloedbad. Men kon deze
heidenen toch ook simpelweg de poort uitjagen? Tenzij zij zich nog zouden bekeren.
En zo geschiedde. In de vroege morgen van de 27e februari 1534 werden de
huisdeuren van de katholieken en luthersen opengetrapt en werden de bewoners op
staande voet de stad uitgejaagd. Men mocht niets anders meenemen dan wat men aan
had. Op blote voeten, gehuld in wat nachtkledij moesten velen de winterse kou
trotseren. Of het nou om mindervaliden, bejaarden of vrouwen met baby's ging, het
deed er niets toe. Wie wilde blijven moest op het marktplein gedoopt worden, in alle
eenvoud, met een handje water in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Naar verluidt waren er driehonderd mannen en tweeduizend vrouwen bereid om deze
doop te ondergaan. Men was er drie dagen mee bezig en vergat intussen volkomen, dat
deze doop wel heel erg ver afstond van wat men er oorspronkelijk mee bedoeld had.
De smadelijk uitgestotenen gingen zich buiten de stad natuurlijk binnen de kortste tijd
aansluiten bij de inmiddels aangevangen belegering door troepen van de bisschop.
Een dringende oproep
De stad maakte zich klaar om alle onheiligheid uit te bannen. Er mocht nog maar één
boek bestaan, en dat was de Bijbel. Alle andere boeken en geschriften waaraan
Münster zo rijk was moesten verbrand worden. Daar was men vervolgens ook dagen
mee in de weer. Op het gedrag der inwoners mocht niets, maar dan ook helemaal niets
meer aan te merken zijn. Dat moest zonder aarzelen met de dood bestraft worden. Een
vrouw die haar man niet gehoorzaamde, iemand die wat geld achtergehouden had, al
deze ongehoorde stoutigheden moesten met wortel en tak worden uitgeroeid, zodat
Christus in een waarachtig gezuiverde omgeving kon worden opgewacht. Als men de
doop had ontvangen had men in principe een toegangsbewijs tot het komende
Godsrijk. Zo niet, dan zou men getroffen worden door een niets ontziend Goddelijk
strafgericht. Zo lagen de kaarten en niet anders.
Münster werd nu één grote commune. Al het geld moest ingeleverd worden. Alleen de
overheid mocht daar nog over beschikken om er buiten de stad inkopen mee te doen.
Alle bezittingen van de verdrevenen waren nu het eigendom van de waarlijk
gedoopten. Schulden aan ongelovigen golden al helemaal niet meer.
Er bestaat een opzegversje over Hansje Knipperdolletje dat misschien nog aan hem
herinnert. Deze Knipperdolling wist Jan Matthijs in elk geval van een al te driest, om
niet te zeggen krankzinnig voornemen af te helpen. Deze fanatieke geestdrijver
meende namelijk dat Straatsburg niet door was gegaan vanwege de al te slappe
passieve manier waarop de gelovigen zich hadden opgesteld. In Münster werd
eindelijk daadkracht verwacht, en wel met het zwaard. Men kon volgens Jan Matthijs
de Verlosser niet ontvangen in een omgeving vol ongelovigen. Die dienden dus van
tevoren uit de weg geruimd, een kopje kleiner gemaakt. Er waren volgens hem
zinsneden in de Bijbel die daar duidelijk op aandrongen...