antipapisme hoogtij vierde. Het laat zich raden dat het kerkbestuur naar aanleiding
van het raadsbesluit bij Gedeputeerde Staten in beroep ging tegen deze beslissing.
Eind mei 1948 kwam het bericht van Gedeputeerde Staten binnen, dat het betreffende
raadsbesluit geen vergunning te verlenen voor het bouwen van een r.-k .school is
vernietigd.
Noodschool onder de Kastanje
Reeds voor er toestemming tot het bouwen van een school was gegeven, stond het
voor de rector vast dat er in eerste instantie een noodschool moest komen. Hierbij
gingen de gedachten uit naar het verbouwen van het clubgebouw en een gedeelte van
de werkhuizen. Gezien de schaarste aan bouwmateriaal zou voor een verbouwing
eerder vergunning worden afgegeven dan voor algehele nieuwbouw van een school.
De gemeente werkte wel mee maar uitsluitend volgens de letter van de wet. Onder
architectuur van P.W. Vlaming zijn de van oorsprong aan de paters toebehorende
werkhuizen voor het bedrag van 13.312,00 6.051,00) verbouwd. Op 11 januari
1949 kon de school door pastoor N. van der Burg uit 't Veld plechtig worden
ingezegend. Pater rector De Wit sprak tijdens de plechtigheid onder meer de woorden:
"Een groot ideaal is bereikt, dit is een grote vreugde voor het rectoraat. De school is
een opvoedingsinstituut, waarin de kinderen naar ziel en geest worden gevormd in
mensen van karakter." Tijdens de aangeboden receptie richtte burgemeester Baken het
woord tot rector De Wit, waarbij hij zei de opening van het nieuwe schoolgebouw te
beschouwen als een mijlpaal, waarbij een periode van strijd was afgelopen en een
nieuwe periode van nieuwe samenwerking zou gaan beginnen. Dat de strijdbijl was
begraven bleek al enkele dagen later uit het volgende: In Lutjewinkel liep t/m het jaar
1948 een aantal roomse kinderen op de openbare lagere school. Zouden deze allen
-8-
Leerlingen van de noodschool in 1949