-19-
die moest je niet verkocht hebben, want als zo'n klein zootje 25 waard is, dan is het
zeker de moeite ze te kweken. De helft die ik gehouden had plantte ik heel zorgvuldig
op vier of vijf regels in de vruchtentuin, p/m 70 a 80 meter lang. De tuin was toen nog
zwart onder de bomen en de klokjes deden het wonderbest. Kamp zag ze twee jaar
later en kocht de helft voor 200 en rooide die dan nog zelf. De andere helft rooide ik
en plantte ze opnieuw op een andere akker van de vruchtentuin. Ze groeiden weer zo
voorspoedig, dat Kamp ze weer kocht, maar nu tweederde deel en dat voor de kapitale
som van 800. De halve koopsom betaalde hij 29 april 1926 en de resterende 400 op
11 juni 1926 en rooide de bollen weer zelf. De betaling regelden wij zo om die 800
onverwacht inkomen over twee jaar te verdelen. Ons boekjaar liep toen van 1 mei tot
30 april. Ja, belastinginspecteur, zo is er toch wel eens iets wat de fiscus ontgaat. Als
ik deze 800 in één jaar had ontvangen, was er allicht nog een aanslag gevolgd. Nu
niet!
Maar het verhaal over de klokjes is nog niet uit. Weer rooide ik de overgehouden
regels en zette ze op een andere akker weer op. De regels 40 a 50 cm uit elkaar, de
bolletjes een handbreed van elkaar af en twee bij elkaar. Dat was mijn manier van
poten en dan langs een lijn en 3 a 4 cm diep. Dat was dus in 1926 en in plaats dat ze
weer welig groeiden, werden ze ziek en zo erg, dat er zo goed als niets van overbleef.
Maar een sneeuwklokje is taai en van sommige stukken was er hier en daar een in
leven gebleven en die staken de kop weer op en vormden in de loop van de jaren weer
flinke bossen. Ik besloot het nog eens te proberen. In 1953, toen ze ongeveer
afgestorven waren, heb ik ze gerooid en direct weer gezet in de boomgaard die bij ons
huis hoorde. Ze stonden nu weer waar wij ze vandaan hadden gehaald. Ik plantte ze
heel zorgvuldig; ik was uit de boerderij vandaan en had dus alle tijd.
Onder vruchtbomen, op een oppervlakte van ongeveer 250 m2 kwamen ze te staan. Ik
hield ze goed uit het onkruid, strooide er in de herfst wat turfstrooisel over en mijn
arbeid werd ruim beloond. Want in het voorjaar van 1956, dus drie jaar later, stonden
ze er weer prachtig voor en tijdens mijn ziekte zijn ze gerooid en verder verzorgd door
de heren Jo Bossen en zijn zoon Piet (alle eer aan hen). En wij ontvingen er p/m 525
voor, of laat ik liever zeggen, Co ontving het, want ik lag in het ziekenhuis. Maar toen
waren wij er meteen af; ik kon er toch niets meer aan doen. Dit heb ik trouwens reeds
eerder geschreven. Zo hadden wij in de loop van ongeveer 30 jaar voor 1550 aan
sneeuwklokjes verkocht. En wij hadden er nooit één cent aan uit gegeven.