-30-
Oud en blijmoedig
Nog een flink aantal jaren woonden Opa en Opie in het bejaardenhuis in Nieuwe
Niedorp. In de 'Vijverhof hadden ze het best naar hun zin want ze hadden elkaar en ze
waren geen enkele luxe gewend. Ze waren altijd vol belangstelling voor ons wel en wee
en allerliefst voor de achterkleinkinderen. Gul en vrijgevig van het kleine beetje geld dat
ze hadden te besteden.
Het kamertje met dakkapel waar ze hun laatste levensjaren in woonden had twee opklap-
bedden. Als de bedden naar beneden stonden, was er een smal gangetje over. Stokoud en
niet meer echt goed ter been moesten ze wel een aantal keren per dag de trap op en af. De
gezamenlijke w.c. was een aantal deuren verder. Voor het douchen kwam de
wijkverpleegster. De ene week waren de vrouwen aan de beurt, de andere week de
mannen. Niet zo vreemd, dat er in het huis altijd een onfris luchtje hing.
Opa overleed toen hij ruim 89 jaar was. Opie vond er toen niet veel meer aan. "Ik ben
m'n zeiskipper kwaait," zei ze. Ze werd 92 jaar en bleef helder van geest en vol
belangstelling voor haar nakomelingen. Levenskunstenaars om een voorbeeld aan te
nemen. Dat waren mijn Opa en Opie van moederskant. Kees Bakker en Jaantje Dirkmaat.
Nu ik alweer een aantal jaren zelf 'Opa' ben ervaar ik de vreugdevolle gebeurtenisjes van
het grootvaderschap. Over zo'n kleine gebeurtenis maakte ik een gedichtje.
Kleine Gijs
Hij stapt uit de bus
Samen met zijn lange vader
Energiek is zijn kleine lijf
In zijn blauwe jasje
Blijheid en vertedering
Schel fluit ik op mijn vingers
Hij draait zich om
Eén en al lach op zijn blonde koppie
Met gespreide armpjes
Holt hij op zijn tweejarige beentjes
Op mij toe
Hoog opgetild
Lacht hij schaterend
Dan wringt hij zich los
Hij ziet een plas
Om in te trappen
Ondeugend lekker stout
Kijkt hij omhoog
Dat zal wel niet mogen
Maar van een Opa mag veel.
Fridtjof Blanken, Den Burg januari 2003