-19-
Per slot van rekening heeft Bossen onze teeltvergunning overgenomen, omdat ik wel
begreep dat ik nooit meer zou kunnen werken. Wij waren indertijd met Bossen en zijn
vrouw bevriend geraakt doordat wij met elkaar in het comité voor de ouden van dagen
zaten. En Bossen huurde enige jaren één hectare bouwland van ons. Wij hebben veel
vriendschap van hen ondervonden, ook van hun zoon Piet. Die lag toevallig nog enige
weken gelijk met mij in het ziekenhuis. Hij was spoedig op de been na een kleine
operatie en kwam mij toen alle dagen een paar maal opzoeken. Ik was toen juist in een
allerslechtste toestand. De zusters zeiden tegen hem: "Ga maar naar Zwagerman toe,
want hij heeft wel een opwekking nodig". Piet, ik ben je dankbaar!
Wij hebben veel vriendschap ondervonden in die moeilijke dagen. Veel bezoek heb ik
gehad, maar toen ik mij zo heel naar voelde had ik maar het liefst bezoek van Co alleen.
Wij zeiden wel niet veel tegen elkaar, het spreken viel me moeilijk, maar de
aanwezigheid van Co gaf me rust en elke dag verlangde ik weer naar dat bezoekuur
tussen 2 en 3. Veel werk is er aan mij geweest, maar nooit heb ik er een zuster of broeder
over horen morren of klagen. Op 23 september 1956 werd ik 72 jaar (ik lag er toen net
weer drie weken), 's Morgens stapte zuster Smit de isoleerkamer binnen met een ruiker
bloemen. Die had ze gepikt uit de ruikers die 's nachts in de badkamer staan. Nu, ze had
de slechtste niet gekozen. Ik werd gefeliciteerd en ik mocht de hele dag visite ontvangen.
En daar er niemand lag dan ik werd het heel gezellig en had ik een prachtige verjaardag.
Met het middagmaal werd er een tafeltje bij mijn bed geschoven en kreeg ik een apart
diner, opgediend in dekschalen met een fijn toetje als dessert. Ik had zoiets niet verwacht,
maar het was wel gewoonte in het 'Centraal'; dat ben ik later te weten gekomen. Een
goede gewoonte!
In december lag op onze zaal een boerenzoon uit Heerhugowaard. Hij had een auto
ongeluk gehad en het heeft lang geduurd voor hij naar huis mocht. Een zware
hersenschudding kwam hij maar moeizaam te boven. Ik kwam alle dagen wel een tijdje
bij zijn bed zitten en wij raakten bevriend. Zijn achternaam was Bas. In december kwam
er een nieuwe zuster op de zaal die Bos heette. Bas en Bos zijn een echtpaar geworden en
alle jaren komen ze ons nog eens opzoeken. Met één zuster heb ik nog altijd een
briefwisseling. Eens in het jaar in de maand december schrijf ik haar een lange brief en
altijd krijgen wij er een terug, 't Is Smit.
Met nieuwjaar schrijf ik een brief met de beste wensen aan dokter De Langen, de
internist die mij zo lang behandeld heeft. Wij schrijven dan hoe het ons gaat, na zoveel
jaren, en altijd krijgen wij een uitgebreide brief terug, 't Is maar goed dat niet al z'n oude
patiënten hem schrijven, want dan deed hij dat vast niet. Ik geloof dat hij iemand is die
zich geheel inzet voor zijn werk.
In die allerslechtste dagen van mij kwam hij op een zondagavond om tien uur nog eens
naar mij kijken. Altijd zag ik hem in zijn lange witte doktersjas, maar toen had hij een
colbertje aan.'t Was een bewijs dat hij mij goed in de gaten hield. Ook onze dokter heeft
hij enige jaren geleden behandeld. Die had het ernstig aan de schildklier. Maar ook die
heeft hij weer beter weten te krijgen.