11
genomen met zogeheten moldrainage waarbij een ploeg onder de oppervlakte van het
maaiveld een soort mollengang veroorzaakte. De bietenteler die met zijn tijd was
meegegaan voerde zijn producten af met een bietenwagen op luchtbanden in plaats van
op de vroegere smalle karrenwielen. En misschien gebruikte hij op de weg wel Vissers
'autotrekker', de zeer eenvoudige goedkope trekker met een automotor. (Laatst zag ik er
tot mijn verbazing nog een over de Dorpsstraat rijden.) Misschien is de wagen met
luchtbanden in deze wel het allerbelangrijkste gebleken, zowel wat laadvermogen betrof
als de snelheid van transport. Met moet zich realiseren dat de landbouwmechanisatie zo'n
kleine eeuw geleden nog min of meer in de kinderschoenen stond.
Uit 1924 stamt een verslag van Vissers hand over het bietenrooivraagstuk op verzoek van
de Zeeuwse Landbouwmaatschappij in samenwerking met de suikerindustrie. Hierin
vindt men dezelfde zaken als men 'nu' in 1948 nog in landbouwbladen aantreft: een
bietenlichter, een kopapparaat en zo meer. (Soms iets raadselachtigs met kennelijk een
onuitwisbare Duitse achtergrond: het Pommritzer Zuckerrübenernteverfahren.)
Je zou Prof. Visser niet alleen als hoogleraar kunnen karakteriseren, maar ook als
uitvinder, als practicus en vooral als mens voor wie de studenten de hoogste waardering
hadden. Tijdens de excursies werd altijd gewoon Nederlands gesproken en werd alle
aandacht gevraagd voor de omgeving: de waterlopen, eb en vloed, het landschap. Men
moest scherp leren kijken. Aldus een vroegere student.
Wat dat Nederlands betreft: Professor Visser had een uitgesproken hekel aan het naar zijn
mening onnodig gebruik van buitenlandse termen. Zo wilde hij alleen over 'trekkers'
spreken als men achteloos met 'tractoren' of 'tractors' aankwam. Een 'combine-
harvester' werd door Visser steevast met de term 'maai-dors' betiteld. Het woord 'silo'
zag hij graag vervangen door 'betonkuip', om eens wat te noemen wat waarschijnlijk
nergens ingang heeft gevonden. Zijn afscheidstoespraak ging van a tot z over het gebruik
van onze moedertaal in de landbouw. Visser was wat dat betreft een 'purist' van het
zuiverste water. Hij zou er wellicht vreemd van hebben opgekeken dat het Engels in onze
tijd dé technische taal is geworden waarin nogal wat colleges worden gegeven. Niet
alleen om de aanwezige buitenlandse studenten bij de les te houden, maar ook om
verdere communicatie over de hele wetenschappelijke wereld mogelijk te maken. Het
heeft simpelweg dezelfde functie gekregen als het Latijn van vroeger.
Maar hij zou zich zeker groen en geel geërgerd hebben aan quasi interessante
benamingen als bijvoorbeeld shoe-shop voor een schoenwinkel. Het verkeerde en
onuitroeibare misbruik van het woordje 'hun' in zinnen als 'Hun hebben het gedaan' zat
hem zeker net zo dwars als mijn grootvader, die later in Vissers geboortehuis resideerde
als kassier van de Boerenleenbank. 'Daar leggen ze weer te hunnen' was een van zijn
bekendste uitspraken. (Misschien heb ik er wel een tik van meegekregen.)
Wat de nieuwe polders in de Zuiderzee betreft heeft Maurits Visser zijn sporen wel
verdiend. Hij was zeer actief en belangrijk in diverse commissies als de Commissie
Lovink en de Proefpoldercommissie. Hij was voorzitter van de zogenoemde sub
commissie die het eigenlijke werk deed. Bekende namen als K. Breebaart, dijkgraaf van
Waard en Groet, en K.J. Mansholt komen we hier ook tegen. Visser bleef na opheffing