-38-
omstreeks 1610 enige tijd clopzusters verbleven, die het toen verboden katholieke
geloof aanhingen. Verder memoreert Jan Keuken in z'n artikel, dat in 1627 de
clopzusters zijn verdwenen, maar dat in elk geval één persoon nog in het Clooster is
blijven wonen. Dat was Geleijn Pieterszoon Clooster. Hij staat dan ingeschreven als
een in 1627 geadmitteerde landmeter uit de banne van Oude Niedorp. Als extra
vermelding staat er achter zijn naam "in 't Clooster". Mijn interesse voor de Niedorper
landmeter was intussen gewekt. Door wat spitwerk in de Niedorper archieven en
natuurlijk een dosis geluk ontdekte ik wat meer gegevens over de Braakpolderkaart
van Geleijn Pietersz Clooster.
Metingen In De Polder
Landmeter Clooster had van de Winkeler dorpsregering en de Grafelijke Rekenkamer,
die beiden belangen hadden in dit gebied, opdracht gekregen om de in 1634
ingepolderde Braakjes (Braakpolder), inclusief de drooggemaakte 'Sygerrydt' op te
meten, en de landerijen in kaart te brengen. Clooster stuurt op 6 november 1638 een
kostenplaatje naar de Schepenen van Winkel, waarin hij gedetailleerd aangeeft hoeveel
dagen hij met de meetketting door het zompige land van de Braakpolder heeft
gebanjerd. Met behoorlijke tussenpozen heeft Clooster in de Braak metingen verricht
en aan de kaart gewerkt. Hij deed dit in de periode 3 april 1636 tot 9 december 1637.
Ja, zelfs in april 1638 is hij nog een dag bezig geweest met nametingen. In 1637 zat hij
tien dagen op het 'Comptoir' (kantoor), bezig met 'het resumeere en overrekenen van
de maat om alles gewis en oprecht te stellen'
Totaal werkte Geleijn Clooster 46 dagen aan de kaart en per dag bracht hij vier gulden
in rekening, te weten: "Daegs op eijge cost en dranck vier gulden."
Twee Kaarten Van De Braak
Uit zijn kostenplaatje valt op te maken dat Clooster twee kaarten van de Braakpolder
tekende. De Schepenen van Winkel krijgen op de eerste mei 1637 een kaartje van de
'Braeckges ende Sijgerrijdt' overhandigd. Misschien wel een overhandiging op het
oude raadhuis met een feestelijk tintje. De 'neut' uit café 'de Swaan' was immers dicht
bij en niets is onmogelijk. Voor tekenloon van het Winkeler kaartje rekent Clooster
vijf gulden. Tot op heden is dit kaartje zoek gebleven. In het Oud Archief van Winkel
is het in elk geval niet meer aanwezig. Vergeleken met de ons welbekende kaart uit het
boek 'In de ban van de Dijk' zal het verdwenen kaartje ongetwijfeld veel eenvoudiger
zijn uitgevoerd. Ik vermoed dat Clooster het kaartje voor de Schepenen van Winkel
niet in kleur heeft afgezet.
Op 4 juni 1638 kwam de tweede, ons welbekende, kaart gereed. Landmeter Clooster
overhandigde het juweeltje aan 'de Edele Anthonij van Nierop, hoofdofficier van de
Nieudorper Cogge', met het verzoek om het kaartje door hem weer 'te bestellen aan de
Edele Heere, die van de Reeckeninge des Graafflickheijts van Hollant'. Voor het
tekenen en in kleur afzetten van deze kaart bracht hij 15 gulden in rekening. De kosten
van de laatste kaart waren dus driemaal zoveel als van het exemplaar uit 1637 dat
bestemd was voor de Schepenen van Winkel.
Schilstra schrijft in zijn boek dat de kaart uit 1637 dateert. Daar moet nog een jaartje
bijgeteld worden, maar dat kon Schilstra niet weten en het is vrij onbelangrijk. Wel
weten we wat de hele operatie van meten, tekenen en inkleuren heeft gekost. Clooster