de nationale wedstrijd in het schoonrijden hier verreden, 's Avonds zouden de
winnaars gehuldigd worden door de voorzitter van IJs en Volksvermaak, onze ijsclub.
Maar er moest eigenlijk ook een officieel tintje aan gegeven worden. Men wist dat ik
in mijn jeugdjaren een groot liefhebber van de schaatssport was. Het bestuur van de
ijsclub vond dat een goede reden om mij te vragen de deelnemers toe te spreken. Het
viel me wat koud op mijn dak. Ik had geen tijd me voor te bereiden, maar dat bleek
niet te hinderen. Ook de voorzitter van de vereniging, de heer H. Peereboom zette zijn
beste beentje voor.
Het was alleen jammer dat het in de grote zaal van De Eenhoorn steenkoud was.
Er was niet genoeg tijd geweest de zaal goed warm te stoken. Maar iedereen zat met
die vorst goed in de kleren en ik heb niet gehoord dat er doden door zijn gevallen.
In dat zelfde voorjaar was ook mijn tijd gekomen om als secretaris-penningmeester
afscheid te nemen van onze plaatselijke tuinbouwvereniging 'Nieuwe Niedorp en
Omstreken'. Die laatste functie had ik vervuld vanaf 1918. In 1923 kwam het
secretariaat erbij.
Het doet een beetje pijn zoiets te moeten loslaten, maar het is de loop der dingen.
De jongeren moeten op een gegeven ogenblik de plaats van de ouderen gaan bezetten.
Het werd een mooi afscheid. Als dank voor al die jaren trouwe dienst werd mij een
vulpen aangeboden (merk Osmia). En dat het een heel goede was bewijst het feit dat ik
nu, 10 jaar later, al deze bladzijden er mee zit te schrijven. Een goed aandenken dus!
En, of het spel sprak: in februari 1956 was het weer net eender met de vorst en met de
wedstrijden bij ons. Zo werd er op 20 februari een grote hardrijderij voor amateurs
gehouden op de ronde baan midden op de Rijd.
Enige dagen na de schoonrijderij in februari 1955 werd de jaarlijkse tentoonstelling
van bolbloemen gehouden in Bovenkarspel, beter bekend als de West-Friese Flora.
Het was ongeveer 20 februari en de winter regeerde nog steeds. Heel Noord-Holland
lag onder een dikke laag sneeuw. Co en ik waren uitgenodigd door Jac van der Stok en
zijn vrouw Ada om met hen per auto naar de Flora te gaan. Het was een schone dag,
tenminste 's morgens toen wij er heen gingen. Niet zo heel koud en de zon scheen over
het landschap. En wat voor een landschap! Prachtig was het: huizen, bomen, schuren
en hekken, alles was met een flinke sneeuwlaag bedekt waarop de zonnestralen
terugkaatsten. Voor Jac was dat wat hinderlijk, maar wij konden er ten volle van
genieten. Dat ons vlakke Noord-Holland mooi is, wist ik al lang (alleen zien velen die
schoonheid niet). Maar die dag was het uniek, evenals de bloemenpracht op de Flora.
Vooral de tegenstelling was zo groot. Buiten winter en in de gebouwen duizenden en
duizenden tulpen en andere voorjaarsbloemen in volle bloei.
Wij hadden het al eens meer gezien, maar telkens weer, elk jaar, is het de moeite
waard de grote tentoonstelling in Bovenkarspel te bezoeken en de hoogstaande cultuur
te bewonderen.
Februari '56 liep slechter voor ons af zo ik reeds eerder schreef. Donderdag, 22
februari leek ik nog heel gewoon; 's avonds smaakte mijn avondboterham nog heel
best, maar in de loop van de nacht werd ik koortsig, kreeg pijn in mijn borst en
vrijdagmorgen was er geen sprake van opstaan. Aanvankelijk dacht ik, dat het met een
paar dagen wel weer zou beteren. Maar het werd steeds slechter met mij en Co
-22-