-14-
De vissers Pieter Fijnheer te Winkel en Cornelis Smit te Nieuwe Niedorp waren in
1898 de pachters voor totaal 21,25 9,63). De opbrengsten van het viswater bleven
gering en konden soms het gestelde minimumbedrag niet halen. Het
Oosterpolderbestuur zocht naar middelen om de visstand te verbeteren opdat dit een
goede inkomstenbron voor de polder kon worden.
Verbetering van de visstand in 1915
In samenwerking met de Heidemaatschappij werd een tweetal vergaderingen belegd:
Bij J. Kroon te Winkel en bij J. Peetoom te Nieuwe Niedorp. Op deze vergaderingen
gaf de Heidemaatschappij aan de talrijk opgekomen ingelanden voorlichting over een
verbetering van de visstand in de polder. Als vervolg hierop werd een rapport
uitgebracht over de visstand in de polder en de mogelijkheden tot verbetering daarvan.
Uit dit onderzoek bleek dat van het totale wateroppervlak ongeveer 40 ha geschikt was
om te bevissen. Dit water was over het algemeen rijk aan visvoedsel. Als vissoorten
werden in 1914 aangetroffen: karper, blei, voorn, paling, snoek, zeelt en baars. De drie
laatstgenoemde werden van oorsprong weinig aangetroffen wat echter in de laatste
jaren door uitzetten van jonge vis was verbeterd.
Er werden nadien nog enkele vergaderingen gehouden en huisbezoeken bij de
ingelanden afgelegd waarbij men overeen kwam dat de landeigenaren en pachters de
sloten tussen hun percelen voor tien jaar in beheer zouden afstaan aan de polder. In
deze sloten mocht niet meer met fuiken of hengels gevist worden. Dit kon men
bereiken door geen vissers of hengelaars op de landerijen toe te laten. Er werd een
bedrag van 600 272,27) beschikbaar gesteld ter verbetering van de visstand
waarvoor o.a. bij de afdeling Visserij van de Heidemaatschappij 2000 stuks éénjarige
edelkarpers en 500 stuks tweejarige zeelten werden besteld. Deze vis werd in april
1915 in enkele grote vaten op het tramstation te Lutjewinkel afgeleverd en vandaar
met een paar bootjes afgehaald om op verschillende plaatsen in het polderwater te
worden uitgezet. Ondanks alle goede bedoelingen viel de opbrengst van de
verpachtingen sterk tegen waar nog bij kwam dat een aantal ingelanden zich niet aan
de gemaakte afspraken hield en in samenwerking met anderen trachtte vanaf hun
landerijen met fuiken en hengels een maaltje vis te bemachtigen.
Visclub 'Ons Genoegen' te Winkel
In 1935 verzocht de hengel sportvereniging 'Ons Genoegen' uit Winkel het
polderwater van de Oosterpolder gedurende tien jaar te mogen pachten. Het
visclubbestuur, dat bestond uit de voorzitter J. van Raalte, secretaris G. de Geus en
penningmeester H. Fijnheer, verklaarde dat de visstand in de polder 'waardeloos' was
en dat zij genegen waren jonge vis uit te zetten. Er werd overeengekomen dat de
visclub de eerste vijf jaar geen pacht behoefde te betalen terwijl deze daarna
geleidelijk zou worden opgetrokken tot maximaal 25 11,35) per jaar. In 1969
werd er een jaarlijkse pacht betaald van 50 22,69). Dit bedrag was bestemd voor
aankoop van jonge vis om in het polderwater te worden uitgezet.
Wordt in het volgende blad vervolgd met:
Veranderingen van beheer en werken in de polder.
Nieuwe Niedorp, oktober 2006