werken was geheel nieuw voor de polders in onze omgeving. Het voltallige bestuur
van de W.O.L.-polder bij 't Veld was aanwezig om te kunnen aanschouwen hoe in
1958 het Terdieker loonbedrijf van S. Blauw het kroos en flab met een dragline uit de
hoofd- en toevoersloten verwijderde. In het verleden geschiedden dergelijke
werkzaamheden geheel door menselijke handkracht. Betrof dat het uitbaggeren van de
grote molensloten dan maalde de poldermolen het water weg tot z.g.n. baggerpeil. Met
behulp van de baggerschop werd de bagger dan door een groepje arbeiders op de soms
behoorlijk hoger liggende walkant geworpen. Dit was een zwaar en bepaald niet zo
schoon werk, waar men tegenwoordig geen arbeidskrachten voor zou kunnen vinden.
In 1932 moest de brede molensloot van de Niedorperpolder uitgebaggerd worden over
een lengte van 635 strekkende meter. Het werk werd gegund aan de laagste
inschrijver, de gebroeders Korver uit Zijdewind, voor 1,97 0,90) per strekkende
meter. Tijdens de crisisjaren werden in 1932 werklozen aan werk geholpen door de
gemeente Nieuwe Niedorp door het laten uitbaggeren van de Voorsloot in het dorp. Zij
verdienden daarbij 18 8,17) voor 6 dagen werken. Hoewel de gemeente
gerechtigd was de uitkomende bagger in de tuintjes van de aangrenzende woningen te
deponeren ging men om veel protesten te voorkomen daar niet toe over. De werkloze
arbeiders haalden met behulp van de baggerbeugel de op de slootbodem liggende
bagger boven water en kieperden deze weer leeg in het baggerschuitje. Was dit gevuld
met de vloeibare modder dan ging het varende naar de waterkerende dijk van de Rijd.
Daar aangekomen moest de baggerspecie door handkracht met de baggerschop op de
dijk worden geworpen.
Het vissen in de polders
De visserij in de polderwateren heeft al vanaf het verre verleden in de belangstelling
gestaan. Men zag de vis als een welkome aanvulling van het ten plattelande niet zo
gevarieerde menu. Vooral na 1945 begon men het vissen gaandeweg meer als
vrijetijdsbesteding te zien. Al in 1443 schonk Hertog Philips aan de Heer van Schagen
en zijn erven of nakomelingen, ten eeuwigen dage de pacht van de visserij in de
Schager- en Niedorperkogge. Deze pacht moest jaarlijks op kerstavond worden
voldaan en bedroeg 156 'Nobels' of twee en een halve gouden Wilhelmus Hollandse
Schilden. Tegen betaling van de pachtsom mochten de ingezetenen van de Koggen ten
eeuwigen dage vrij in de wateren en sluizen vissen. De pachtsom werd naar
evenredigheid van het landbezit over de ingezetenen omgeslagen. Weigerden die te
betalen dan was men gerechtigd beslag op hun landerijen te leggen. De Heer van
Schagen had nogal eens moeilijkheden met de inning van Visserijpenningen. Vooral
als de koers van de Gouden Wilhelmus Schilden in het geding was. Kwam men niet tot
overeenstemming dan werd door middel van een proces de waarde van de Wilhelmus
Schilden bepaald. In 1631 was dit voor de eerstkomende 12 jaar 3,30 1,50) per
Wilhelmus Schild.
De polder- en gemeentebesturen zorgden ook wel voor het uitzetten van jonge vis. In
1699 besloten 'Burgemeesteren van Winkel' jonge vis te kopen zoals baars, zeelt enz.
Deze vis werd uitgezet in de 'Kerkerijt' en in andere wateren tot gerief van de burgerij
en de vissers ter plaatse.
-12-