het toen direct al niet, want de strenge winter van 1928-1929 maakte me werkeloos
voor 14 weken, zonder een cent inkomen.
Na de vorst kwam ik weer bij de baggerfirma in de huur tot in het najaar. Toen was het
grootste werk bij ons klaar en kreeg ik met de jol ook gedaan. De jol lag toen de
meeste tijd stil voor de wal, voor mijzelf was er werk genoeg. In april 1930 verhuurde
ik de jol en mezelf weer bij een andere firma, maar toen in mei veel ansjovis de
Zuiderzee in trok werd het me te machtig en nam ik ontslag en ging weer te vissen. De
Wieringermeer was toen al afgesloten en wij moesten over Den Helder varen om bij
Medemblik te komen, vanwaar ik wilde vissen. Naderhand gingen we naar Broeker
haven en Hoorn waar we de rest van de tijd visten. Half juli, toen de ansjovis weer
vertrokken was, gingen we weer over Den Helder terug naar Kolhorn. Tijdens de
visserij op bovengenoemde plaatsen hadden we nogal eens bekijks als we volle
kracht voeren met een dikke witte snor voor de boeg. Er waren weinig jollen met zo'n
sterke motor aan boord.
0Na het vissen kon ik zelf direct als
schipper op een directiebootje ko
men, maar voor de jol kon ik geen
geschikt werk vinden, zodat ik die
maar weer voor de wal legde. In
1931 heb ik de jol nog weer enige
tijd verhuurd gehad. Weer bij de
eerste firma, die toen nog wat
nawerkzaamheden verrichtte in de
Wieringermeer. In augustus was
dat ook klaar en kon de jol weer
voor de wal en ikzelf deed weer
5
maart 1932 werd ik aangesteld als
sluisknecht op de Westfriese sluis
nabij Kolhorn, in dienst van de
Zuiderzeewerken. De jol werd toen
voorgoed vastgemaakt en aan mijn
vissers- en schippersloopbaan was
ook een einde gekomen. De motor
uit de jol verkocht ik vrij spoedig
aan een vissersman uit Den Helder
en de jol verkocht ik in 1936 aan de
Hier toont Wim Keetman, in de tuin naast zijn woning aan heer Kossen uit Zaandam zodat ik,
Arie de Graaf, toen geheel schipper
af was.
-6-
de Winkeler Dorpsstraat, zijn stenen "Anchovischpot."
Winkel, oktober 2005