-36-
waren voor rekening van de commissie. Voor het onderhoud en de olie verleende de
gemeente een subsidie van 5,10 2,27) per lantaarn.
Toen Nieuwe Niedorp en Winkel in 1913 besloten een gasfabriek te bouwen was de
gemeente Oude Niedorp eveneens in de gelegenheid gesteld aan het project deel te
nemen. Deze gemeente besloot toen in meerderheid om niet op het gasnet aan te gaan
sluiten. Dit gebeurde onder druk van de bevolking uit 't Veld en Zijdewind. Dit was
voor de inwoners uit de dorpen Oude Niedorp en Verlaat aanleiding om zelf een
gasvereniging op te richten. Deze sloot zich voor eigen rekening aan bij de gasfabriek
van de buurgemeenten. Het grootste gedeelte van de aanwezige woningen werd
aangesloten op het gasnet terwijl er gelijktijdig gaslantaarns langs de straatweg zijn
geplaatst.
De dorpen 't Veld en Zijdewind bleven aangewezen op petroleumstraatverlichting.
Dat duurde tot in 1925. Deze dorpen waren in 1922 voorzien van een elektriciteitsnet.
Men achtte het nog niet nodig om gelijktijdig openbare straatverlichting aan te
leggen. In 1925 was men tot andere gedachten gekomen en kwamen er in totaal 22
lichtpunten, aangesloten op het bovengrondse elektriciteitsnet in 't Veld, Zijdewind
en de Weel. De kosten daarvan bedroegen 900 408). Ook de Langereis, voor
zover behorende onder de gemeente Oude Niedorp, kreeg stroomvoorziening. Bij de
Mallegatsbrug is toen een lantaarn geplaatst. In het jaar 1954 is de Zuiderbuurt in
Oude Niedorp van vijf straatlantaarns voorzien. In de Westermoerbeek zijn er twaalf
stuks geplaatst.
Ondanks dat het contract voor levering van gas aan de gasvereniging te Oude
Niedorp en Verlaat aldaar geen aanleg van een elektriciteitsnet toestond, is het PEN
er in 1926 toch toe overgegaan ook het net aldaar aan te leggen. Het bovengrondse
net is in 1959 vervangen door een ondergrondse kabel. Twee jaar later is de gehele
straatverlichting van tl-lampen voorzien.
De openbare verlichting in Winkel
Het plaatsen van straatverlichting in de gemeente Winkel verliep daar het meest
soepel. In 1875 verzochten 65 bewoners aan de raad om de Dorpsstraat met een
aantal lantaarns te gaan verlichten. De meerderheid van de raad had daar toch de
nodige bedenkingen tegen. Men meende dat het genot of gemak van de weinige
wandelaars niet op kon wegen tegen de kosten die daaraan waren verbonden. Enkele
raadsleden spraken de vrees uit dat het rijden met paard en rijtuig door de verlichting
gehinderd zou worden als men buiten het dorp weer in de duisternis zou komen.
Onder aandrang van de bevolking viel in 1879 toch het besluit om 25
petroleumlantaarns te plaatsen. Hiervan kwam er één in de Weere en één in
Lutjewinkel. In 1891 werd het aantal verlichtingspunten uitgebreid tot 36 lantaarns.
Tot lantaarnopsteker werd P. Best benoemd tegen een jaarsalaris van 100 45,38).
Na verloop van tijd kwamen er in het buitengebied nog enkele lantaarns bij.