-33- brandde. Raadslid Koopman informeerde terloops of de kosten voor het bedienen van een drietal lampen zo groot zouden zijn. Het antwoord van de voorzitter luidde: "Het beginsel verbiedt het ons, waar is dan het einde?" Vanuit de raad kwamen nog enkele suggesties om de straatverlichting weer te laten functioneren. Dat dit kosten met zich zou meebrengen, daar tilde men niet zo zwaar aan. De voorzitter beëindigde echter de discussie. Er werd geen lantaarnopsteker in de Moerbeek benoemd. De Moor nam deze afwijzende en starre houding van de burgemeester zo hoog op dat hij staande de vergadering bedankte als raadslid en de raadszaal verliet. J.B. Wilken, de opvolger van K. de Moor, trad voor wat de straatverlichting in de Moer beek betrof, in de voetsporen van zijn voorganger. Tijdens de vergadering van september 1908 waarin de begroting voor het jaar 1909 werd behandeld, maakte hij de opmerking gehoopt te hebben een hogere raming te zullen aantreffen voor de post straatverlichting in de buiten-gebieden. Maar burgemeester Van der Stok hield ook nu voet bij stuk: "Het is toen aange nomen en is als het ware een stilzwijgend contract. De ge meente zorgt voor de palen en lantaarns alsmede voor petroleum, lamp en glazen, maar voor de bediening ervan moeten de aanvragers of om-wonenden zelf zorg Op deze in januari 1907 gemaakte foto zien we rechts een straat- dragen." lantaarn met petroleumverlichting in de Slijksteeg (Westerweg) te Nieuwe Niedorp Hij eindigde met zijn bekende uitspraak: "Waar moeten we anders heen? Dan zouden we immers de gehele gemeente moeten verlichten?" Het raadslid Wilken gaf aan in volgende vergadering een voorstel te zullen indienen waarin zou worden teruggekomen op het indertijd genomen besluit dat de inwoners van de buitengebieden zelf voor de bediening van de lantaarns moesten zorgdragen. De heer Wilken was blijkbaar vastbesloten om de straatlantaarns in de Moerbeek

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2006 | | pagina 35