-30-
gemaakt voor het aankopen, plaatsen en onderhouden van 46 petroleumlantaarns, te
verdelen over de woonkernen in de gemeente. De kosten zouden in totaal de somma
van 1425 646,64) bedragen. De burgemeester verdedigde het voorstel door op te
merken dat de aanleg van straatverlichting in het belang van de openbare veiligheid
zou zijn. De raad was echter van mening, dat de bloei der gemeente niet gebaat kon
zijn met de komst van straatverlichting. Daar zou slechts het gemak en de gezelligheid
mee bevorderd kunnen worden. De raad was van mening dat de gemeente het
beginsel diende te handhaven om alleen daar te verlichten waar de veiligheid het
noodzakelijk maakte. In 1899 stemde men er toch mee in dat er bij de
tramwegovergang aan de Leekerweg een lantaarn geplaatst zou worden.
Op het verzoek om een zestal lantaarns in Kolhorn te plaatsen werd afwijzend beslist.
Hier was sprake van een plaatselijk belang en dan diende de bevolking aldaar zelf
voor verlichting zorg te dragen.
In juli 1905 kwam er weer een voorstel op tafel om tot plaatsing over te gaan van ruim
40 lantaarns, te verdelen over een drietal woonkernen. Dit werd vanwege de kosten f
afgewezen. Raadslid Jonker was van mening dat het om een luxe ging waar men
onmogelijk zoveel geld voor uit mocht geven, terwijl de bevolking er over het
algemeen weinig belang bij had. Burgemeester J. Spaans was het met die opmerking
volstrekt oneens en vond de straatverlichting wel degelijk in het belang van de
bevolking. Ieder raadslid diende er dan ook aan mee te werken om het wonen in een
gemeente zo aangenaam mogelijk te maken, zo vond hij. En zowaar, tijdens de
behandeling van de begroting voor 1906 nam de raad na een langdurige discussie
met 4 tegen 3 stemmen het besluit om jaarlijks een bedrag op te nemen voor het
stelselmatig aanbrengen van straatverlichting in de bebouwde kommen.
Het bleek er nu toch daadwerkelijk van te moeten komen want de firma G.J.
Wispelweg te Zwolle kreeg opdracht tot levering van 50 stuks gietijzeren
lantaarnpalen a 7,45 2,38) per stuk. De firma Koster en Wigland uit Schagen
leverde de vierkante koperen lantaarns met petroleumbranders voor de prijs van
4,75 2,15) per stuk. Het aansteken, doven en onderhouden besteedde de gemeente
jaarlijks uit. De lantaarns waren geplaatst in de dorpen Barsingerhorn, Haringhuizen
en Kolhorn. Ze dienden te branden vanaf één uur na zonsondergang tot 's avonds
tien uur. Op zon- en feestdagen was dat tot 's avonds elf uur. In later jaren zijn er op
een aantal gevaarlijke plaatsen buiten de genoemde dorpen eveneens
petroleumlantaarns geplaatst.
Elektriciteitsnet in de gemeente Barsingerhorn
Voorjaar 1916 stelde het gemeentebestuur een onderzoek in naar de behoefte onder
de bevolking om aan te willen sluiten op een eventueel aan te leggen elektriciteitsnet
in de gemeente. Het onderzoek overtrof alle verwachtingen. In de drie dorpen
verklaarden bijna 300 huiseigenaren in principe bereid te zijn om op het net aan te
sluiten. De Kennemer Electriciteitsmaatschappij verzorgde de aanleg en
stroomvoorziening. (Het bedrijf werd enkele jaren later overgenomen door de
provincie Noord-Holland, het P.E.N.)
In verband met materiaalschaarste in de Eerste Wereldoorlog duurde het tot einde
1919 vóór alle dorpskernen op het elektriciteitsnet waren aangesloten.