Voor wien hij nakend paradeert
En die hij met zijn blote billen
Buitensporig imponeert
Opa nam een trekje van zijn sigaartje en zette in voor het tweede couplet. En we
zongen of bromden allemaal mee op de meeslepende melodie.
De fiets
De fiets begon in Nederland gemeengoed te worden toen mijn grootouders de
middelbare leeftijd al hadden bereikt. Opie leerde, net als veel vrouwen van haar
generatie, nooit fietsen.
Opa was een enthousiaste fietser, die zich bleef verheugen over de snelheid van het
voertuig en het gemak van het vervoer. Bij het opstappen gebruikte Opa een steuntje
waar hij zijn voet op kon zetten. Aan de buitenkant van de achteras was daarvoor een
metalen verlengstukje geschroefd. Met een hupje werd het stalen ros op gang gebracht
en bestegen. Meerdere oude mannen zag je op die manier opstappen. Net als toen veel
oudere mensen bleef Opa fietsen op een manier die je nu soms van buitenlanders ziet.
Een beetje stijf en niet in staat vlot op elke situatie in te spelen.
Kort na de oorlog kocht Opa een nieuwe fiets bij VEBA. VEBA stond voor Fer,
officieel Verito Bakker, de fietsenmaker en technische Manus van alles in Oude
Niedorp. De VEBA, zoals hij zichzelf noemde, was een kleurrijke figuur met veel
fantasie. Niet altijd realistisch met zijn ondernemingsplannen maar onmisbaar in het
kleine dorp. Opa's fiets was zwart met goudkleurige biezen door de VEBA
eigenhandig op het frame van de, van losse onderdelen door hem in elkaar gezette,
fiets aangebracht. Een lamp zat er niet op, want in donker reed je vanzelf niet. Opa
was apetrots op zijn nieuwe fiets en vermeldde regelmatig het, naar beneden
afgeronde, aantal minuten dat hij slechts nodig had om bijvoorbeeld van Schagen naar
Oude Niedorp te rijden.
Mijn vader keek hoofdschuddend naar Opa's rijgedrag. Opa ging er van uit dat
iedereen hem kende en ook wist waar hij moest zijn. Omkijken en zijn hand uitsteken
hield hij zich niet mee bezig. In die eerste naoorlogse jaren met weinig verkeer op het
platteland ging dat meestal goed. Maar toch blijkbaar niet altijd. Toen Opa op een dag
met zijn fiets bij ons thuis kwam zei mijn vader: "Wat is er met je fiets beurd vader?
De framebuis is hillegaar krom." Opa, kennelijk met de situatie verlegen, schraapte
zijn keel en zei: "'k Heb er niks gien erg in." Mijn vader: "Ik zal je fiets urs efkes
perbere." Even later kwam hij terug. "Hij dwingt as de pest man." Opa had zichzelf
weer volledig in de hand en zei: "Ik ken 'm aars nag met duim en waisvinger sture. En
as m'n fiets beskandelezeerd is den moet dat bij Plevier in de stalling beurd weze."
Mijn vader schudde zijn wijze hoofd en zei later tegen mijn moeder: "Die man wordt
een gevaar bai de weg. Hai hep ergens teugen an zeten, maar dat zal ie vanzelf nooit
toegeve."
Gelukkig heeft Opa nooit een ongeluk gekregen en toen Opie zich er een aantal jaren
later mee ging bemoeien werd de fiets van de hand gedaan. Opa motiveerde het
wegdoen van de fiets door het uitgesproken schofterige weggedrag van anderen breed
uit te meten. Met krasse voorbeelden beschreef hij hoe hard en onverantwoord er
tegenwoordig werd gereden.
-28-