Straffen tegen kwaadwilligheid
Er waren vroeger, evenals thans, ook voor- en tegenstanders van uit te voeren werken,
waarbij de tegenstanders soms zeer lastig konden zijn. Bij een zo belangrijk werk als
het graven van de Langereis diende deze tegenstand bij voorbaat te worden ingetoomd.
In het handvest van 1458, waarin opnieuw vergunning tot het graven van deze
uitwatering werd gegeven, was dan ook de strenge bepaling opgenomen dat een ieder
die de kaden langs de uitwatering zou opdelven, verbreken of beschadigen, hetzij met
dammen of op enigerlei andere wijze de te voltooien uitwatering mocht belemmeren,
zou worden beschouwd als eerloos, trouwloos en meinedig. Als straf zou hij de helft
van zijn goederen verliezen, alsmede zijn rechterhand. Ook zou hij nimmer mogen
wonen binnen 7 mijlen afstand van sluizen of sluistochten.
Dijkwerkers die het maken van een dijk hadden aangenomen, probeerden soms sneller
en minder kostbaar hun werk klaar te krijgen en ontzagen zich niet om in de dijk
bijvoorbeeld hooi of stro te verwerken, wat uiteraard voor de toekomst rampzalige
gevolgen kon hebben. Wie op een dergelijk misdrijf werd betrapt en schuldig
bevonden, zou voor altijd uit het land worden verbannen.
Conflicten over het onderhoud
In hetzelfde handvest van 1458 was opgenomen dat zij die voordeel hadden bij het
graven van de Langereis, gars-gars gelijk zouden betalen in de onkosten van bruggen,
sluizen, wateringen en loopschuttingen of dijken. Mocht er gevaar dreigen voor
doorbraak van de kaden, dan was de Niedorperkogge gerechtigd de uitwatering door
middel van een op te werpen dam af te sluiten. We zullen u de conflicten met het
Geest-merambacht over het onderhoud van de Langereis besparen.
Het onderhoud van de zogenaamde lage Langereisdijk aan de kant van Hoogwoud
kwam niet ter sprake, deze dijk was en bleef in onderhoud bij het Hoog
wouderambacht. In de jaren 1651, 1664 en 1673 moesten de Staten van Holland zelfs
worden ingeschakeld om die van het Geestmerambacht tot de orde te roepen en op te
dragen met de meeste spoed de Langereisdijk te verzwaren.
Dijkdoorbraak in 1675
Toen tijdens de hevige storm van 1 november 1675 de Zuiderzeedijk bij Scharwoude
doorbrak en daarna nog enkele stormen grote massa's water door het gat stuwden en
het land injoegen, werd een groot deel van West-Friesland overstroomd waarbij het
water tot bij Rustenburg, Hoogwoud en Aartswoud werd opgejaagd. Omdat men ten
zeerste bevreesd was dat ook het Geestmerambacht met de Schager- en Nie
dorperkogge onder water zouden komen te staan, werden in allerijl vele landlieden
naar de dijken van de Langereis, Veenhuizen, Berkmeer en Heerhugowaard gezonden
om hulp te bieden. Volgens de kronieken werkten 4800 man met schop en spade aan
de versterking van die dijken en was het werk binnen 14 dagen geklaard. Het gevaar
van verdere overstroming was geweken maar de dijken moesten nog meer verbeterd en
verzwaard worden, opdat men zich bij een eventuele nieuwe doorbraak veilig kon
-2-