-23- aan een touw op de dijk werden getrokken. Als het touwwerk niet strak stond, dan schuurde het over de buitenrand van de wierdijk. Werd er niets tegen gedaan dan ontstonden er diepe sneden in de wierriem. De dijkgraaf ordonneerde dan ook dat waar het touw over de wierdijk hing, men verplicht was een bord te leggen op de rand van de wierriem waar de touwen op rusten en waar de volle turfmanden op gezet konden wordenOok mocht niemand enigh turf op de dijk zettenBinnen twee dagen moest het weg zijn anders kon hij drie pond dokken aan de dijkgraaf. En als de boode de turf bekeurten de eigenaar is niet meteen bekend, dan mocht hij de turf aantastenen naar zijn eigen huis halen. Tegen de wierriem aan de buitenkant van de dijk mochten niet zomaar ladders staan om van de wierriem op en af te klimmen. De ladders moesten vier voet boven de wierriem uitsteken anders kon je op drie ponden boete rekenen. De Kolhorners mochten bij de haven, om toch tegen de wierriem op te kunnen klimmen, ook geen trap of afganchmaken in of tegen de wierriem. Het wier werd dus goed beschermd. Zelf genoot de dijkgraaf ook bescherming door enkele bepalingen in de keur. Zo mocht niemand dronken op de dijk komen wanneer de dijkgraaf met zijn heemraden ging schouwen. Wanneer dijkgraaf en heemraden na het schouwen samen gingen spreken of vonnisse geven", dan moest iedereen op minstens drie roeden afstand van de heren blijven. Er werd een uitzondering voor de waarschappengemaakt. Die mochten wel bij de dijkgraaf komen. Enkele punten uit het beraamde dijkonderhoud in 1663 Tussen de Middel- en de Noordersluis op Colhorn in het park dat bij de Heer van Schagen in onderhoud was, daar de wierdijk afgereden en heel in de dijk gesneden is", daar moesten vanaf de meest noordelijke sluis tot aan de paaldijk toe, nieuwe palen geslagen worden en met balken aan elkaar gemaakt. Dit moest gebeuren op dezelfde wijze als aan de zuidkant van Kolhorn, met gordingen en bouten. De wierriem werd uitgespit tot aan het vierkante werelden weer met nieuw wier aangevuld. Ten zuiden van het vorige perk werden de oude palen voor de dijk gerepareerd. In de open gaten werden nieuwe palen geslagen. Bezuiden de Middelsluis waren plekken waar het wier achter de palen hol was uitgesleten. Deze stukken werden door dijkwerkers uitgedolven en weer van nieuw wier voorzien. Aan de Winkelerdijk ten zuiden van Kolhorn tussen 't huis van Reijer Pieters en Jonge Gerrit", moest ook het een en ander gebeuren aan de krebbingen. O.a. "Je eene crebbinge aan de ander over te crebben, ter lengte van vijf roeden, zodat 't aan weerszijden aankomt met maatbalken en schoorpalen, net zoals het in het voorgaande jaar aan de noordzijde was gedaan". Beraamde werken uit de zeedijkskeur van 1664 De Schager- en Niedorperkoggen vonden het noodzakelijk dat de buitenglooiing van ruim 51 roeden wierdijk werd verhoogd vanaf de Zijpschen Slijkerdijk, waar de wierdijk een aanvang nam en verder langs de Niedorper- en Winkelerwier dijk tot aan perk no. 3, benoorden Colhorn". De glooiing moest tot halverwege dijkhoogte gaan reiken. En in het volgende jaar werd er verder gewerkt vanaf perk no. 3 in zuidelijke

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2005 | | pagina 25