worden. Tevens werd eraan toegevoegd wat wel en niet was toegestaan bij de
werkzaamheden aan de dijk.
In de oude dijkskeuren worden nog namen en uitdrukkingen gebruikt, die al tientallen
jaren uit de woordenschat van de gemiddelde Westfries zijn verdwenen. Laten we
bijvoorbeeld de keuren en ordonnanties voor de Koggezeedijk eens bekijken, die op de
eerste dinsdag van juni 1663 werden opgesteld. De lijst neemt een aanvang met het
hoofdstuk Dijck effenen ende Hoogen
ra-K jfjyy/'/i'.
O" r> -.2. ["NN
'.ft
<3
"fj "fN
y yy
"s*
- 6\ -yy
{S~ S~2 0 4S ■-
'Xs. fê-f tj(y
X/72>? q--2^
'fyy
l'-tr-f'idk
^nrrez.- - -
yy
'JfLzy (ZryiTs**
-2 -.
"i"{ f'v?
V
J"
Vanaf de Winkelerpaal tot aan de Drechterpaal moesten alle wielslagenkuilen, holen
en lage valleijen''' op de dijk opgevuld worden. Wielslagenzullen wel de diepe
sporen zijn van de karren en koetsen, die over de dijk denderden. "Lage valleijen
spreekt voor zich: een geleidelijk aflopende verlaging in de dijk. Dit zijn al een paar
voorbeelden van woordgebruik dat al lang uit onze taal verdwenen is. Er moesten dus
allerlei kuilen en gaten opgevuld worden. Benodigde grond hiervoor moest binnendijks
gehaald worden. Van de barmte of buijten gloeijingsmocht absoluut geen grond
gehaald worden. Vanaf de Creil tot nevens de Nieuw Sijp(Wieringerwaard) was het
ook verboden vlak bij de slikkerdijk grond te vergraven.
Hooge steden en lage laijen
Ende sal niemand de hooge steden of canten van de wielslagen mogen afsteken om
die laijen daar mede te vercullen op de boete van Dijckhatinge
Hooge stedenis ook weer zo'n prachtige uitdrukking voor de bulten en opstaande
kleiranden op het dijklichaam. Met dijckhatingewordt bedoeld dat de betreffende
-18-
7 L
rs.'-yyy _i\y_j.yzr
'^2' ?Z dt Aüf' tz i/ i' -v y
(y r si- y-zfjdy
/ie-* 4*«/*de •stc/r-f J" fyyy
f.afce-rx
Ar C
ir,s
<*C f 7 A /"ff t
■jccsstibey /la-O A <r y.-<r-Z c
/.y //*Z f J f e'l' /N' T,V. //.-f i
Tt. i ;V &cr~ "S
J»W 'Vy'Zlfi«>6
Klaas Kos, opzichter van de dijkwerken in de Vier Noorder Coggen, tekende deze fraaie dwarsdoorsnede van
de Vier Noorder Coggendijk ter hoogte van perk nr. 13, in 1782. Boven op de dijk staat een paal waarin
peilspijkers zijn geslagen, die de hoogte aangeven waaraan de wier- en aarddijk moesten voldoen.