-13-
hun karakters verschilden nogal van elkaar. En dan die laatste winter van de oorlog toen
hij vele honderden mensen 's nachts onderdak heeft verschaft. Dat was te veel voor
hem en ik schreef daar reeds eerder over. Hoe erg het was zal ik nog eens met een
voorbeeld toelichten.
Op een avond, het was al bedtijd, werd er nog aan de voordeur geklopt. De achterdeur
van de koegang was al gesloten, omdat de mensen al tegen elkaar aan lagen. Er kon
niemand meer bij. Degenen die klopten waren een jongen en een meisje van nog geen
twintig jaar. Ze waren uitgehongerd en verkleumd tot op het gebeente. Ze smeekten
binnengelaten te worden. Ze waren al bij boer Bart geweest maar die zat al tjokvol.
Dirk liet ze binnen en ze kregen een plaats in de hooischuur.
i
De mensen die op de koegang voor de deur lagen moesten opstaan om de deur open te
krijgen voor die twee. Dirk schudde met de hooivork een flinke, dikke laag hooi,
waarop ze konden liggen. Toen werden ze door Dirk met hooi toegedekt en zo brachten
ze de nacht door. Het was wel niet ideaal, maar toch beter dan buiten in de kou. 's
Morgens kregen ze warme melk van hem te drinken en toen maar weer verder. Wat was
het erg.
Ja, die laatste winter is funest voor hem geweest. Na zijn dood had ik dus twee
bedrijven te beheren, want Aaltje was reeds 72 jaar en kon geen hulp meer bieden in de
boerderij. Ik ging de boel combineren, huurde de plaats van Aaltje voor een
verantwoorde som. Dirk had nog enkele arbeiders die ik ook in dienst hield en zo bleef
de uiterlijke toestand dezelfde.
Dirk had heel wat bezit bij zijn dood. Er was boelhuis geweest van z'n vee en hij
bezat een obligatie ten laste van zuster Aaltje, groot 16000. Dat was zo gekomen:
Aan het eind van het Kerkestraatje stond de boerderij van boer Bart, daarna boer Kelderman.