De invoering van de nieuwe Franse maten en gewichten werd door 't Nut warm aanbevolen. Eindelijk nationale eenheid op dit gebied! Tussen 1840 en 1850 werd er strijd geleverd tegen emigratie de staatsloterij die men als een bron van blijvende armoede en onzedelijkheid zag, woeker (met hulp- of kredietbanken), en gevolgen van ziekten (ziekteverzekering). Koning Willem I was een waar vriend van 't Nut. Dat kon bepaald niet gezegd worden van onze religieuze zuilen en hun leiders. Die voelden niets voor een volks ontwikkeling op nationale basis. In de schoolstrijd hield 't Nut zich overigens opvallend rustig. Intussen waren er ten bate van ambacht en industrie nogal wat avondtekenscholen op touw gezet. Het avondtechnisch onderwijs zou tot 1945 zelfs de dagscholen nog overtreffen. Wat de kinderarbeid betrof heeft de Maatschappij zich in 1869 zelfs tot de koning gewend om werktijdbekorting. Verder nam men het initiatief tot een pensioenfonds voor werklieden (1881). Allerhande scholing en verdere bemoeiingen Alles wat met onderwijs te maken had, had de belangstelling van 't Nut. Men had bijzonder veel op met de bewaarscholen (kleuterscholen) en veel waardering voor het systeem van Fröbel. In 1896 werd er zelfs een raamplan ontwikkeld met 3-4 jaar voorbereidend onderwijs, 6 jaar (openbaar) lager onderwijs en twee jaar vervolgonderwijs. Men maakte reclame voor schooltuinen, school wandelingen en handenarbeid naar verluidt was men daar in Wassenaar voortdurend tegen gekant: helemaal niet passend voor hun schoolbevolking. Verbeeldje: handenarbeid...). 't Nut organiseerde vak- en beroepsonderwijs voor meisjes en jongens. Langzamerhand kwam er een scheiding tussen gewone voordrachten en de populair- wetenschappelijke vertogen. De laatste raakten duidelijk in de minderheid, ondanks de hulp van lichtbeelden sinds ca. 1900 en de film sinds 1910. Men bemoeide zich in allerlei rapporten o.a. met de huisvesting van de arbeiders, met begrafenisfondsen en ziekenfondsen. In 1918 mocht er een aparte leerstoel pedagogiek aan de Amsterdamse Universiteit worden toegevoegd, het zogeheten Nutsseminarium. In 1934 ressorteerden tal van instellingen onder 't Nut. Om maar wat te noemen: 3 ambachtsscholen, 6 ULO's, 15 lagere scholen, 81 bewaarscholen, 2 kweekscholen, 134 spaarbanken, 18 kredietbanken en 2 hypotheekbanken, 2 proeftuinen voor de landbouw, 7 badinrichtingen, 6 zweminrichtingen, 41 bibliotheken voor jonge lieden, 13 woningbouwinstellingen, 2 dorpshuizen en 19 floraliaverenigingen. In 1933 heeft men luid en duidelijk zijn afschuw uitgesproken over de jodenvervol ging in het buurland en geld ingezameld voor de vluchtelingen. Tussen 1940 en 1945 werd 't Nut toch door de bezetter getolereerd. Een aansluiting bij de gehate Kultuurka mer werd eindeloos op de lange baan geschoven. Voor 'eigen' genoegen Na 1885 zag men de arbeiders niet meer zo zeer als onderwerp van bevoogding, maar als deelgenoten, 't Nut bleef echter overwegend een burgerlijke instelling. -7-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2005 | | pagina 9