Naïviteit en ereblijken De titel van de statuten luidde 'Om het algemeen volksgeluk'. Uit een stuk van prof. Opzoomer in de Nuts-volksalmanak (1861) valt het volgende te citeren: 'Wat wij aan onderwijs uitgeven, dat halen op de gevangenissen uit. Niets kost de Staat zoveel als de ondeugd.' (Op dit ogenblik, anno 2005, zou het zo'n 190 euro per dag zijn, als ik goed ben ingelicht.) Professor Opzoomer meende, dat 'kennis en volksbeschaving het grote wapen tegen ondeugd' moest zijn. Helaas werd het al in zijn tijd duidelijk, dat dit een vergissing was. Toch bleef men hameren op deugdzaamheid en beschaving, op volksopvoeding in de ruimste zin van het woord. Dat hield o.a. in het bijbrengen van schaamte over armoede en het moraliseren tot een beter leven, 't Nut richtte zich zowel tot de overheden als tot de armsten, oftewel de minvermogenden. Onder Karei V (1500 - 1555) was men al in een veel vroeger stadium bezig het armoedeprobleem enigszins pedagogisch te benaderen: Arbeid was zonder meer een 'must', daartoe was men heel eenvoudig verplicht. Alleen voor arbeidsongeschikten behoorde er individuele steun verleend te worden. Omstreeks 1810 was 't Nut in de kustprovincies al dominant aanwezig, met name in Noord-Holland, Friesland en Groningen. De grootste ontplooiing vond plaats in de Franse tijd, zo tussen 1795 en 1813. Er was een groot vertrouwen in de medemens. Kennelijk hadden de afschuwelijke wreedheden tijdens de Franse revolutie deze optimistische kijk nauwelijks beïnvloed. Men koesterde een nauw verband tussen geloof, deugd, geluk en plichtsbetrachting. Men zou nu rustig kunnen spreken van een wel zeer grote mate aan naïviteit. Toen in 1796 een plan voor Openbaar Nationaal Onderwijs werd opgezet sprong 't Nut daar natuurlijk op in. Er zouden 'goede' scholen moeten komen onder staatstoezicht. Voldoende kweekscholen, een verantwoorde didactiek, echte roosters, betere schoolboeken, alles betaald uit de belastingen. Zo ook de bezoldiging van de onderwijzers en onderwijzeressen door zowel Staat als Gemeente. De praktijk bleek echter nogal weerbarstig. Toch werd er langzaam verbetering zichtbaar. De nieuwe onderwijswet luidde: 'Alle schoolonderwijs worde ingericht, dat onder aanleren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld en zijzelve opgeleid worden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden.' Had men intussen al een andere kijk gekregen op verpaupering? Het zou tot 1840 duren voor men enig verband begon te zien tussen de maatschappelijke structuren en het voortduren van ellendige armoede. Daarvóór bleef men denken aan middelen om de ijver en werkzaamheid bij minvermogenden op de een of andere manier op te wekken. De 19e eeuw betekende voor 't Nut ook een tijd van veel ereblijken, getuigschriften en legpenningen. Het goede moest altijd beloond. Volksontwikkeling In 1840 waren er al zo'n 200 departementen met een eigen bibliotheek. Vaak was zo'n bibliotheek trouwens de eerste activiteit van zo'n nieuwe afdeling. (De benaming 'departement' was natuurlijk rechtstreeks uit het Frans overgenomen, hoewel de Fransen er zelf heel wat anders onder verstonden.) -6-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2005 | | pagina 8