-30-
hoofdbestuur de jaarlijkse subsidie beëindigde, sprongen kerk en gemeente financieel
bij. De te verstrekken subsidies werden echter steeds hoger, terwijl desondanks de
financiële last voor het "Witte Kruis" niet meer was te dragen. In oktober 1920 nam de
gemeente het tonnenstelsel over. De bezittingen als tonnen, wagen, tuigen en het huis
met erf en bergplaats werden kosteloos aan de gemeente overgedragen.
Ook het personeel, te weten de heren A. Kooij en K. Kaaij, kwamen op een
weeksalaris van 21 in dienst van de gemeente. Tonneman Jongejan was in 1917
overleden. De gemeente verplichtte zich tevens om de wekelijkse uitkering van 2 aan
de weduwe Jongejan op zich te nemen. Eveneens was als voorwaarde gesteld, dat
Lutjewinkel met ingang van 1 januari 1921 verplicht zou zijn om aan het tonnenstelsel
mee te werken. Personen die in het verleden met het ophalen van de tonnen en het
huisvuil waren belast zijn onder anderen, J. Koeten, met ingang van december 1928, J.
Korf, met ingang van mei 1924, C.L. Pijke, per maart 1944, J.G. Wijma, vanaf mei
1944 en H. Jes, vanaf maart 1946. Met ingang van maart 1953 verleende het
gemeentebestuur een bijdrage van 75 voor iedere closetpot, die in een particuliere
woning geplaatst werd. Men hoopte op deze wijze de beëindiging van het
tonnenstelsel te bespoedigen. In 1958 was nog bij 42 percelen een privaatton
aanwezig. Gezien het regelmatig afnemende aantal tonnen als gevolg van het
aanschaffen van een closetpot, werd besloten het tonnenstelsel met ingang van 1 mei
1949 op te heffen.
Huisvuilophaaldienst in Winkel
Al spoedig na de overname van het tonnenstelsel door de gemeente kwam er een
regeling voor het ophalen van huisvuil. Met deze werkzaamheden werd de
tonnenophaalder belast. Als stortplaats voor het huisvuil kwam het terrein in
aanmerking waar eveneens de inhoud van de privaattonnen werd gestort. Tot in 1932
maakte men gebruik van een driewielerkar om het huisvuil op te halen. In dat jaar
kwam men tot het inzicht dat er met het in gebruik zijnde vervoermiddel een te geringe
hoeveelheid afval vervoerd kon worden en dat met een grotere wagen het ophalen
sneller zou verlopen. Bij de smid G. de Geus in Lutjewinkel schafte de gemeente een
gebruikte transportwagen aan. Hiermee haalde de gemeentelijke arbeider in anderhalve
dag per week het huisvuil op bij ongeveer 275 woningen. Met ingang van 1 januari
1955 sloot de gemeente Winkel zich bij de gemeenschappelijke ophaaldienst aan. De
inwoners waren verplicht hiervan gebruik te maken tegen een tarief van 5,20 per
emmer en per jaar.
Vervuiling in Nieuwe Niedorp
Over vervuiling in Nieuwe Niedorp zijn weinig gegevens beschikbaar. Dit behoeft niet
te betekenen dat daar de hygiëne niets te wensen overliet, wat zeer onwaarschijnlijk is.
Vermoedelijk kwamen onhygiënische toestanden op grote schaal hier niet voor,
incidenteel was er wel iets aan de hand wat ingrijpen van de overheid noodzakelijk
maakte. Op 2 april 1898 kwam in de gemeenteraad het verontreinigen van de
Voorsloot ter sprake. Algemeen was men van oordeel dat daar zonder medewerking
van de bevolking weinig aan gedaan kon worden. Er zou huis aan huis een circulaire
bezorgd worden waarin ernstig werd aangeraden vooral geen vaatwerk, groenten of
dergelijke in de Voorsloot schoon te maken, wat toen nog veelvuldig gebeurde.