Dit was een laag gelegen gedeelte riet- en moerasland tussen Kolhorn en de
Hemmerweg bij de Westfriese dijk. Dit ophalen werd aanvankelijk gratis verzorgd
door G. Blauwboer die dan tevens eigenaar werd van de afvalstoffen. Na het lossen en
storten van de verzamelde stoffen dienden deze afgedekt te worden met een laag
baggerspecie van minimaal vijf centimeter dik ter voorkoming van stank en
besmettingsgevaar. Na enkele jaren was het huisvuil en de "beer" tot een voor de
landbouw waardevolle humusrijke grondsoort vergaan, welke uitstekend voor
bemesting van het bouwland geschikt was. Opgemerkt kan worden dat het huisvuil in
het verleden voor wat de samenstelling betreft, niet te vergelijken was met het huisvuil
van thans. Het afval dat niet binnen enkele jaren tot humus was vergaan, zoals ijzer,
stenen of hout, kon nog vrij gemakkelijk met de hand worden verwijderd. Overigens
dankte men voorheen minder snel iets af. Een voorwerp dat niet stuk of versleten was
kon nog gebruikt worden. Plastic of andere kunststoffen waren nog niet uitgevonden.
Na verloop van een tiental jaren gaf de heer Blauwboer te kennen met zijn gratis
ophaaldienst te zullen stoppen. Aangezien niemand zich meldde om de taak van hem
over te nemen, ontving hij in het vervolg een jaarlijkse vergoeding van 100 voor zijn
werkzaamheden. Later is de vergoeding verhoogd tot 175 per jaar. Met ingang van
oktober 1904 kon bij de inwoners van Barsingerhorn op verzoek eveneens het huisvuil
worden opgehaald. De opvolger van de heer Blauwboer ontving met ingang van 1916
een vergoeding van 650 per jaar. Na de tweede wereldoorlog veranderde er slechts
weinig in het ophalen van huisvuil in de gemeente Barsingerhorn. De met deze
werkzaamheden belaste gemeentearbeider haalde met een houten kruiwagen het
huisvuil en de privaattonnen van achter de woningen en leegde de kruiwagen daarna in
de aan de walkant liggende vlet of boot. Deze werd vervolgens naar de "Bossen"
gevaren om te worden geleegd. Om de werkzaamheden wat gemakkelijker voor de
vuilnisophaler te maken kreeg hij in 1948 van het gemeentebestuur toestemming om
zijn kruiwagen van een wiel met luchtband te laten voorzien. Na 1960 konden de
woningen met subsidie van een watercloset en riolering worden voorzien. Dat dit een
zeer goede verbetering inhield van de woon- en leefomstandigheden werd nog niet
door iedere huiseigenaar ingezien. Op 1 januari 1966 was er in Kolhorn een dertigtal
huizen niet van een watercloset voorzien. Daar werden de privaatemmers nog
opgehaald. In 1970 bleek er een zestal percelen nog geen watercloset te hebben.
Invoering van het tonnenstelsel te Winkel
Vervuilde sloten en weinig hygiënisch besef onder de bevolking trof men op het
platteland en in de dorpen veelvuldig aan. "Aan een goed tonnenstelsel", zo staat op 22,
februari 1889 in de notulen van het "Witte Kruis" te Winkel vermeld, "bestond grote
behoefte, daar bij stilstaand water in de bevolkte gedeelten van de gemeente door
ophoping van fecaliën soms toestanden voorkomen, welke bij aanschouwing de
voorstanders van hygiëne de haren te berge doen rijzen." Al in 1886 waren de
bewoners in de "Bosch" gepolst in hoeverre men wilde meewerken aan de invoering
van een tonnenstelsel. Alleen de timmerman had toen te kennen gegeven er wel voor
te voelen. Men was toen van gedachte dat hij blijkbaar de hoop koesterde nog iets aan
de zaak te kunnen verdienen. Het was geen toeval dat er in eerste instantie aan de
Bosstraat werd gedacht om daar iets aan de hygiënische misstanden te doen. De
vervuiling van een achter de huizen lopende sloot was namelijk al enige keren dermate
-28-