-27-
over zijn bevindingen en aanbevelingen betreffende de hygiëne in Kolhorn. De
conclusie kwam er kortweg op neer, dat de aangetroffen toestand uit hygiënisch
oogpunt zeer veel te wensen overliet en dat daar veel aan verbeterd kon worden. In de
omgeving van de kerk waren enkele ondiepe stinksloten met stilstaand water, zonder
doorstroming, terwijl er boven deze sloten privaten stonden die een ondraaglijke stank
verspreidden, dit zelfs in de winter. Over de plaats waar twee jaar geleden (in 1865) de
nieuwe school was gebouwd had de inspecteur zich ten zeerste verbaasd. De school
was namelijk omgeven door vieze sloten die een ondraaglijke stank verspreidden met
gevolg dat de ramen niet opengezet konden worden om de lokalen te kunnen luchten.
De inrichting van de privaten bij de school gaven al voldoende aanleiding om de
school, als zijnde nadelig voor de gezondheid, af te keuren. In het Keern was de
toestand weinig beter, daar bevonden zich tussen de huizen zeer smalle ondiepe
stinkslootjes met de privaten er boven geplaatst. Om het gootsteenwater en ander
vloeibaar vuil te kunnen afvoeren naar de slootjes waren ondiepe greppels in de grond
gegraven. Deze raakten al spoedig verstopt met gevolg dat het water en vuil meer
langs dan in de greppels liep. Tevens bevonden er zich enkele stinkende mestvaalten
tussen de woningen. Het liet zich raden dat het drinkwater dat door de welpompen uit
de grond werd opgepompt zeer ongezond moest zijn, dit vanwege het vervuilde water
afkomstig van de mestvaalten en stinkslootjes, dat de grond indrong en zich
vermengde met het grondwater. Regenwaterbakken waren in Kolhorn slechts bij
enkele woningen aanwezig. De minder welgestelden moesten zich behelpen met het
sterk verontreinigde welwater uit de grond. Juist het gebruik van dit water bevorderde
de verspreiding van cholera en andere ziekten. De netheid en zindelijkheid liet in de
meest armere huishoudens te Kolhorn veel te wensen over. De inspecteur was er zich
van bewust dat het gemeentebestuur daar moeilijk een blijvende verbetering in aan kon
brengen, maar het kon wel de nodige invloed op de bevolking uitoefenen om de
slechte toestanden te verbeteren. Tot slot van de brief volgde een aantal adviezen om
verbeteringen in de geconstateerde tekortkomingen aan te brengen. De gemeenteraad
stelde een verordening vast door het toevoegen van enkele artikelen aan de in 1853
aangenomen verordening tot bevordering van reinheid en gezondheid. Gedurende de
periode vanaf 1853 tot 1867 was er blijkbaar nog steeds geen gevolg gegeven aan de
toen vastgestelde voorschriften.
Verbeteringen van de onhygiënische toestanden
Het duurde in Kolhorn overigens nog tot 1885 voor er in de Kerkstraat 30 meter riool
werd aangelegd. Tevens zouden er enkele sloten gedempt worden. De riolering was
toen nog vrij simpel van uitvoering en bestond uit een open houten goot, die tot de
open zijde in de aarde werd ingegraven. Het Keern werd daarna eveneens van een
dergelijke riolering voorzien. In 1930 is dit vervangen door rioolbuizen. Na 1910 zijn
er achter de Nieuwe Streek, de school en de kerk enkele sloten gedempt.
Vuilnis en "beer" uit de privaten
Ondanks dat er in 1853 en 1867 in de gemeente Barsingerhorn reeds voorschriften
waren vastgesteld ten aanzien van huishoudelijk vuil en het afvoeren van in bakken
verzamelde "beer" uit de privaten, blijkt pas in 1883 dat deze regelmatig in Kolhorn
worden opgehaald. Het werd gestort in de zogenaamde "bossen" bij de strijkmolens.