-19-
In Nieuwe Niedorp werden de NSB'ers en de overige Duitsgezinden door de BS (de
binnenlandse strijdkrachten) opgehaald, soms midden in de nacht, en samengebracht in
de herberg De Prins Maurits. Wachten ervoor en erachter met de bajonet op het
geweer. Een wat verderop wonende man werd net opgehaald toen ik te melken ging.
'Ja', zei hij, 'en nu heb ik nog wel maanden lang twee jongens van m'n zwager uit de
stad te eten gegeven en dit is mijn dank...' Ik meende nog te zeggen 'waar je mee
verkeert, daar word je mee geëerd,' maar ik hield het toch maar voor me. Hij zat al
genoeg in de penarie, 's Nachts om half één werd nog een buurman van mij opgepikt.
Nu, ze waren voor een slechter lot behoed, want ik weet wel, dat er plaatsen waren
waar anders bloedig wraak zou zijn genomen. Nee, ze zijn er goed vanaf gekomen. De
BS (uit het verzet voortgekomen) heeft er voor gezorgd, dat er geen moordpartijen
hebben plaats gevonden. In ons dorp zou dat waarschijnlijk niet gebeurd zijn, maar je
kunt 't nooit zeker weten. De BS stond hier onder bevel van de heer P. Baars. Hij was
milicien-sergeant geweest, een humane kerel.
De mensen die geen lid van de NSB waren geweest, maar tot de Duitsgezinden
behoorden, werden weer spoedig vrijgelaten. De anderen verhuisden naar
gevangenkampen waar ze het niet zo lekker hadden. Een neef van mij heeft eens
gezegd 'ze wilden ons doodhongeren, in het begin tenminste'. Nu, zo erg was het niet
hoor en hij vergat dat wij de eerste weken, ik mag wel zeggen de eerste maanden ook
nog haast aan alles gebrek hadden. En dan vergat hij, dat hij, als lid van de NSB extra
broodbonnen kreeg toen zij nog de baas waren. Alweer: "Die z'n gat verbrandt, moet
op de blaren zitten!"
Langzaam, langzaam aan kwam de boel weer op gang. Graan kregen wij uit Canada en
uit de U.S.A. Er kwamen vlees- en vetzendingen uit Argentinië. Bij slager Langedijk
arriveerde een vat met vet uit Argentinië en later bij slager Dekker een hele, bevroren
koe. Ook verschafte Amerika financiële hulp, de bekende Marshall-hulp volgens het
Marshall-plan. Er werd geleend aan de door de Duitsers overwonnen volken, maar er
werd ook een belangrijk deel van die gelden geschonken. Nederland was het land dat
het eerst die schuld delgde.
Onze neef Jan Wit, le machinist bij de stoomvaartmaatschappij 'Nederland' kwam
augustus 1945 met een groot schip met tarwe uit Canada. Jan had de oorlog overleefd.
Veel van zijn makkers niet! Hij heeft jaren gevaren voor de geallieerden en het is
eigenlijk een wonder dat hij nog leeft. Van de varenden bij de 'Nederland' is 16
omgekomen. Jan heeft één torpedo-aanval meegemaakt. In de zomer van '43 voer hij
op een oorspronkelijk Duits schip op de Indische Oceaan. Dat schip was door de
Nederlanders ingepikt in het toenmalige Nederlands Indië, vlak na het uitbreken van de
oorlog. Ze werden aangehouden door een Japanse onderzeeër die vlak bij hen opdook
en meteen een kanon op hen richtte, 't Werd de bemanning toegestaan om in de
reddingsboten plaats te nemen, maar de kapitein moest naar de onderzeeër en is in
Japanse gevangenschap gestorven. Het schip werd tot zinken gebracht.