-15- er in De Waard niet veel te krijgen. Nog geen week later hadden wij in N. Niedorp hetzelfde beeld en zo ging het de hele winter door. Mijn broer Dirk gaf die zwervers onderdak op zijn koegang. Hij spreidde een dikke laag stro op de gang en dat was hun bed en de warmte van de koeien hun deken. Dat heeft zo de hele winter geduurd. Meer dan tweeduizend heeft hij er geherbergd, en voor niets. Als ze 's morgens melk wilden hebben kregen ze dat voor 25 cent de liter en als ze geen geld hadden, voor niets. Slecht is hij voor zijn goedheid beloond. Ze ontzagen zich niet alles bij hem weg te stelen om het dan weer te verruilen voor voedsel. Zijn gereedschap als bijl, zaag, hamer, nijptang, maar ook fietsbanden, alles verdween. Eens hebben zij zelfs drie zakken steenkool die zich in een kast op de koegang bevonden ingepikt. Ze hadden in plaats van de steenkool stuk gesneden voerbieten in de zakken gedaan, opdat het niet al te gauw zou worden gemerkt. Toch heeft hij het volgehouden, want hij wilde niet dat de goeden het met de verkeerden zouden ontgelden. De gezondheidstoestand van de mensen was veelal slecht. Eén beeld uit vele wil ik hier vastleggen: Op een morgen kwamen twee vrouwen bij Dirk uit de stal die een krosje voorttrokken waarop een peluw met aardappelen was vastgebonden. Het hele voertuig was niets dan een brede plank met vier wieltjes eronder aan vier houten asjes. Ze waren met dat ding uit Amsterdam gekomen en hadden ongeveer drie hectoliter aardappelen bij elkaar weten te bedelen. In elk geval, ze hadden ze. Maar een van de wieltjes slingerde zo, dat er al een heel gat in de peluw was gesleten. En zo moesten ze nog weer naar Amsterdam terug (50 km) en het waren zo'n paar honger 1 ijdsters. Neen, het was erg. Mager, uitgeteerd mocht je wel zeggen en kleren niet om aan te zien. Het ergste was nog hun schoeisel. Ze liepen in letterlijke zin op een schoen en een slof. Het vroor gelukkig niet, maar het was koud en vochtig. Zouden ze Amsterdam gehaald hebben? Ja, je kon al die zwervers aanzien dat ze al lange tijd honger hadden geleden en dan de tochten die ze ondernamen, soms van heel ver. Het was ook te veel voor sommigen. Het is meermalen voorgekomen dat zo'n hongerlijder langs de weg dood in elkaar zakte. Longontsteking en pleuritis (borstvliesontsteking) kwamen ook veel voor. In 't Veld, nog binnen onze gemeente en vlak bij de katholieke kerk werd een nood ziekenhuis opgericht. Broer Dirk en ik hebben eens een logé van hem met paard en wagen daar naar toe gebracht. Of hij weer opgeknapt is, weet ik niet. Ik herinner me, dat er een meisje uit ons dorp in dat ziekenhuisje werkte die gewoon in een lange broek verscheen. Sommige katholieken namen daar aanstoot aan, maar ze zei dat als een pastoor een rok draagt, waarom zou ik dan geen broek dragen.Ze bleef. Aan de katholieke priesters hier in de omtrek wil ik een eresaluut brengen. Zij hebben in de laatste jaren van de oorlog hun parochianen steeds aangezet de zwervers en onderduikers zoveel mogelijk hulp te verlenen. En menige katholieke boer en bouwer heeft daar naar gehandeld. Soms wordt een mens daarvoor ook nog bij leven beloond. Een boer uit 't Veld heeft mij zoiets verteld toen ik in later jaren toevallig gelijk met hem op de fiets naar Langedijk ging. Hij had op een avond ook zo'n uitgeputte man aan de deur gekregen en die was de volgende morgen zwaar ziek. 't Ziekenhuisje was er nog niet. Hij en zijn vrouw hebben de verpleging op zich genomen en wonder boven wonder herstelde hij weer.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2004 | | pagina 17