Het lag voor de hand dat de keuze al spoedig op een distributieaansluiting viel. Voor velen kon een bedrag van 50 cent per week, in de crisisjaren van voor de tweede wereldoorlog, soms met moeite worden overgehouden. Er waren toen gevallen bekend van werklozen die noodgedwongen van de krant afstand moesten doen om hun distributieaansluiting te kunnen behouden en betalen. In het begin was alleen de doorgifte van beide Nederlandse zenders toegestaan. Dit gebeurde via een eenvoudig bovengronds net van een viertal koperdraden over de daken van de huizen, maar dat ontwikkelde zich al snel na de tweede wereldoorlog tot een modern systeem met doorgifte van vier of meer zenders via een loodkabel en door gebruik te maken van telefoonlijnen. Middels een moderne programmakiezer en een volumeregelaar in combinatie met een goede luidspreker was men verzekerd van een storingvrije ontvangst van woord en muziek. De radiodistributie of draadomroep, zoals het later werd genoemd vanwege nare herinneringen aan de oorlog door het woord distributie, bereikte zijn top in het begin van de jaren vijftig van de afgelopen eeuw. Onder invloed van de toen snel opkomende televisie, wat gepaard ging met een afnemende belangstelling voor de draadomroep, werd het daar langzaam maar zeker een aflopende zaak voor. In 1975 kwam met de opheffing van het laatste distributienet in ons land een einde aan het tijdperk van Radiodistributie-Draadomroep. Radiocentrales op het platteland Al spoedig na het oprichten van radiodistributie-centrales in de grotere steden wilde men op het platteland niet ten achter blijven bij deze ontwikkelingen. Ondernemende zakenlieden in ondermeer vele dorpen van West-Friesland verzochten vanaf 1927 om een vergunning bij de gemeente en om een machtiging aan de minister van Binnenlandse zaken. De laatste gaf de afhandeling ervan al spoedig in handen van het hoofdbestuur der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. (P.T.T) Zowel gemeentes als het ministerie stelden hun eigen voorwaarden bij de vergunningverlening. In de voorschriften van het ministerie stond onder andere dat het aansluitrecht met inbegrip van een programmakiezer met stopcontact en ten hoogste 10 meter binnenleiding, niet meer dan een bedrag van vijf gulden mocht bedragen. Het abonnementsbedrag was op twee gulden per maand of vijftig cent per week vastgesteld. In eerste instantie mocht alleen radio Hilversum en Huizen aan de luisteraars worden doorgegeven. Doorgifte van buitenlandse zenders, eigen muziek of mededelingen van de vergunninghouder waren niet toegestaan. Deze voorschriften werden omstreeks 1936 versoepeld, het doorgeven van buitenlandse programma's werd toen mogelijk mits er niet van de twee, voor Nederlandse zenders bestemde lijnen gebruik werd gemaakt. Daar dienden dus extra lijnen voor te worden aangelegd. Russische zenders of buitenlandse programma's met onderbrekingen voor re clamemededelingen zoals bij de zender Luxemburg, kwamen niet voor uitzending via het distributienet in aanmerking, evenmin als politiek propagandistische redevoeringen. Een verplicht op ieder distributienet aangesloten controleur moest alle uitzendingen kunnen beluisteren en controleren. -2-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2004 | | pagina 4