De wegen in de gemeente Niedorp in het verleden
Het is voor ons in het jaar 2003 moeilijk ons voor te stellen hoe de toestand van de
wegen in vroeger dagen was. Men kende toen nog geen gemotoriseerd verkeer maar
zelfs voor door paarden getrokken wagens en voor voetgangers waren de wegen tot
omstreeks 1850 veelal zeer moeilijk begaanbaar. De plattelandsbevolking verplaatste
zich hoofdzakelijk te voet, aangezien slechts de grotere boeren en welgestelden over
paarden en wagen beschikten.
We lezen in de archieven nimmer over afstanden in lengtematen maar wel hoeveel
uren gaans de dorpen van elkaar zijn verwijderd. Echter ook de voetgangers konden in
het natte jaargetijde soms met de grootste moeite de naburige plaatsen bereiken. Een
bezwaarschrift uit 1629 geeft ons enig inzicht in de toestand van de wegen in die tijd.
In dit stuk deden de bewoners van Terdiek hun beklag bij de Raad van Staten" over
de bestuurders van Nieuwe Niedorp die geen gehoor gaven aan de vele klachten over
onbegaanbaar heid van de wegen. Uit dit bezwaarschrift blijkt dat de toestand van de
Terdiekerweg tussen Oude- en Nieuwe Niedorp zeer "slijkig en onbekwaam" was om
daar langs te gaan. Soms liet men noodgedwongen na om met vrouw en kinderen in de
nette kleren naar de kerk te gaan. Het kwam ook voor dat men kinderen thuishield van
school, vanwege de slechte toestand der weg. Er werd verzocht of "de wegh bedeeldt
ofte beplanght moghte werden", net als dit langs de straat in Nieuwe Niedorp was
gebeurd. Dit verzoek werd voor de tijd van 11 jaar toegestaan, nadien vond verlenging
plaats tot het jaar 1652.
Het "beplanken" van de weg in Terdiek en de Moerbeek
De bewoners van Terdiek kregen in 1629 op kosten van het dorpsbestuur 250 stuks van
goede kwaliteit zijnde houten planken, die van de grens met Oude Niedorp tot aan de
houten brug bij het Paadje, door de bewoners in de berm langs de weg werden gelegd
om als voetpad te worden gebruikt. De bewoners van de Moerbeek verkregen in 1631
eveneens toestemming de weg met houten delen of planken te beleggen, waarbij de
halve hoeveelheid voor rekening van het dorpsbestuur zou komen. Onder gelijke
condities kregen de gezinnen uit "De Boomen" aan de Oosterweg het recht hun weg
met planken te beleggen. De bestuurders hadden toen enige ervaring opgedaan met het
leggen van planken langs de wegen ten behoeve van de voetgangers, want hier werd
een bepaling opgenomen dat er onder geen beding met karren of anderszins over de
voetpaden mocht worden gereden, op straffe van 5 boete.
Wegverbinding naar Barsingerhorn in 1614
Een eerste vermelding over de wegen in Winkel dateert van 1614. Tot dat jaar bleek er
geen wegverbinding via Lutjewinkel en de Weere met Barsingerhorn te hebben
bestaan. Er was in 1614 verschil van mening over de vraag of de te maken nieuwe weg
vanaf de splitsing met de Zoutkaag rechtuit zou moeten gaan naar Barsingerhorn of via
de meer westelijk gelegen landerijen. Met meerderheid van stemmen werd tot het
laatste besloten.
-26-
door Aat Wit