Misschien kunnen we nog wat gevolgtrekkingen maken uit een andere intrigerende naam uit de directe omgeving: De Leijen. En dan gaat het niet om het gehuchtje zelf, maar om de landerijen die tussen 't Veld en De Rijd heel lang geleden zelf de Leijen werden genoemd nog voordat ze werden bepolderd. Men neemt tegenwoordig aan dat het woord leijen ontstaan is uit lee, een waterloop of afvoerkanaaltje. (Ik heb zelf in het verleden iets te licht aangenomen dat het hierbij ook om moerasbeekjes kon gaan.) Maar met deze principeverklaring zijn we er nog lang niet. Leijen komen niet alleen in Noord-Holland voor, maar bijvoorbeeld ook in Fries land. Het is een feit dat de oude naam wel gebruikt werd voor veen, voor afgegraven veen en in 't bijzonder afgegraven hoogveen. Maar hij werd ook wel gebruikt voor gewoon laag gelegen hooiland. Vaak was er sprake van uitgesproken lage gebieden. Zelfs een water houdende plaats op het wad werd wel lei genoemd. En dan bestonden er ook nog de greppels in oude veengebieden die zich op die naam konden beroemen. De naam Leijen werd uiteindelijk zowel voor land als water gebruikt en soms, dat laat zich ra den, voor iets er tussen in als bijvoorbeeld de Saskerlei aan het Alkmaarder meer. En nu we het toch over een lei in de buurt hebben kunnen we hier nog wel een paar namen noemen die een zinvoller vergelijking opleveren met onze leijen. We denken dan aan de zo goed als vergeten Heijl en Kreijl polder tussen de Lage Hoek en de Berkmeer die ééns De Lage Leijen heette. Ik neem maar aan dat elke liefhebber van een oerhollands landschap daar wel eens (op de fiets) langs gereden is. Kreijl betekende moerasbos en Heijl zou een verbastering van Hel(le) kunnen zijn net als in de Drentse plaatsnaam Terheijl. Hel(le) en Hol(le) duidden op diepliggende ge bieden maar ook gewoon op moerassig land. In de 19e eeuw werden uitgeveende pet ten (gaten) die weer dichtgroeiden ook wel hellen genoemd. Ten westen van Hensbroek lag vroeger een eigen dorpsgebied: 'die Melme ende die Leije'. Een en ander is verloren gegaan door uitbreiding van de Grote Waard (de Heerhugowaard). In later tijd zijn kennelijk nog enkele meertjes bij Opdam en Hensbroek naar deze leijen genoemd. We nemen aan, dat de Heerhugowaard en de Berkmeer zich tamelijk gemakkelijk konden uitbreiden in het oude veengebied en dat de leijen daar in elk ge val onderdeel van uitmaakten. Dus dan ook landerijen met een veendek geweest moeten zijn. Waarschijnlijk stonden ze nogal eens onder water en is een deel van het veen gewoon verspoeld. En mogelijk is er ook turf gewonnen. Onze eigen leijen, op een steenworp van de Heerhugowaard, zullen qua betekenis wel niet veel van de hier voor genoemde afwijken: een oud venig randgebied. Als we op de hoogtekaart naar de westkant van onze Niedorper leijen kijken merken we dat het daar ook lager is dan in de rest van het gebied. Je moet dan niet aan meters denken, maar aan enkele decimeters; hier wat meer daar wat minder. Droog of nat was hier nu eenmaal eeuwenlang een kwestie van decimeters. Een halve meter was al heel wat. Maar de gevolgen van een zeer oude dijkdoorbraak in de zijdewind bij de Weel zijn nu op de hoogtekaart aanwijsbaar, precies zoals bij de Grote Vlos. Een zeer oude zee-erosiegeul speelde hier echter ook mee. (Zie info nr. 10 blz. 25.) (En wat Melme betreft: men denkt hierbij aan wat drogere gebieden, maar vnl. bestaande uit verbrokkeld veen. Naamkunde 18e jg. (1986) blz. 182 e.v.)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2003 | | pagina 22