Lag er nog zo'n hoogveendek? Daar zijn onze wetenschappers het niet helemaal over
eens. Jan Beenakker probeert in zijn aardige boek 'Van Rentersluze tot Strijkmolen' te
bewijzen dat hier alles in het begin van de 14e eeuw (om precies te zijn in 1320) nog
dik onder het veen lag. Zowel in de Niedorper - als de Schager Kogge. En dat de dikte
van die veenlaag slechts heel langzaam afnam, zo langzaam dat het veen zelfs na 1500
nog alom aanwezig was. De alsmaar toenemende problemen met de afwatering tussen
1320 en 1500 zouden veroorzaakt zijn door het geleidelijk inklinken en oxyderen van
die veenlaag. En wel met gemiddeld zo'n centimeter per jaar. Omstreeks 1500 zou het
maaiveld ongeveer op NAP zijn uitgekomen. Hij neemt aan dat zelfs de grote kreek
ruggen van het Gat van Bergen tot die tijd nog onzichtbaar onder het veen lagen.
Een sterk argument tégen deze opvatting is het door mij aangetoonde bestaan van onze
oude Beets, de beek die zeker vóór 1500 vanaf het relatief hoge Winkeler Zand in wes
telijke richting stroomde en daarbij zelfs een fraaie veerverkaveling noodzakelijk
maakte. (Zie info nr. 28 mei - juni '97.) Maar eigenlijk dien je te bedenken, dat de
oude kavelindelingen uit een veel en veel vroegere tijd afkomstig moeten zijn dan
1500. Ze stammen wellicht uit een ontginningstijd tussen 1000 en 1200. Hoe dan ook,
genoemde Beets is noch door Beenakker noch door Renes opgemerkt, hoewel beiden
zich intensief met de ontwikkelingsgeschiedenis van onze omgeving hebben bezigge
houden. (Renes als wetenschappelijk begeleider van de grote verkaveling in de jaren
zeventig en Beenakker in verband met zijn doctoraalstudie.)
Een dubbele doorbraak?
De mensen die helemaal niet geloven in een hier nog overal aanwezig veendek wijzen
o.a. op de bekende grote inbraken van de zee via het Zijper gat. Die inbraken zouden
van de 9e tot en met de 13e eeuw grote opruiming hebben gehouden in de noordkop.
Voor het laatst in 1248 toen de zwakke dijk bij Valkoog het begaf. Het hier nog
aanwezige hoogveen zou bij al die stormvloeden grotendeels zijn verspoeld.
In de laagste delen kon dan nog wel heel wat laagveen overgebleven zijn. Daaromheen
lagen dan zeekleigronden die gedeeltelijk over venen heen gelegd waren of ermee ver
mengd waren geraakt. Misschien viel er hier en daar nog wat turf te winnen.
Een heel aardig voorbeeld van deze mogelijkheid vinden we bij Terdiek en wel bij de
z.g. Oude Molen. Die is mettertijd geplaatst in de buurt van een nu opvallend laag stuk
land wat eigenlijk typisch de karakteristiek heeft van een inbraakgebied, alsof er ooit
bij een doorbraak in het zwakke Leijerdijkje heel wat grond ofwel veen is wegge
spoeld. En van zo'n doorbraak lijkt inderdaad sprake te zijn geweest volgens het bij
gaande kaartje uit 1611 van Gerrit Dirksz. Langendijk!
Het voormalige wiel bij de Leijen ligt precies op de juiste plaats: Weer mooi
dichtgegooid en 'bebouwd', maar de slinger in de weg is onmiskenbaar van dezelfde
soort als bij De Weel. En dat wiel blijkt volgens het interessante kaartje ook al weer
eeuwenlang bebouwd te zijn. (De geschetste aanwezigheid van woningen in de
voormalige wielen lijkt me niet irreëel.)
-16-