't Bon
We laten de dorpsbebouwing achter ons en rijden richting Westerbrug. De kanaal-
bruggen zijn hier genoemd naar de wegen die er overheen leiden, zoals de Westerweg,
de Boomerweg (de oude naam van de Oosterweg die langs De Boome voerde) en de
Scheidersweg (naar de grens- of scheidingweg tussen N.Niedorp en Winkel).
De Westerbrug ligt bijna op dezelfde plaats als de vroegere Herberg- of Coggebrugh
over de Herbergsloot. Deze gelukkig nog grotendeels aanwezige molensloot liep vanaf
de Kostverloren molen tot de Oosterweg. De molen staat er nog steeds, zij het in
onttakelde vorm, zonder wieken.
Vóór de inrichting in polders met polderkaden en molens liep de Herberg of Herberg
sloot als wetering gewoon door naar Winkel. En wat de naam betreft: die zal hier wel
slaan op het herbergen van water.
De merkwaardige bochten in de opritten naar de kanaalbrug waren zeker niet bedoeld
om het verkeer af te remmen. Ze zijn veroorzaakt door het feit, dat de brug gebouwd
werd vlak naast de oude Herbergbrug. En dat gebeurde om het verkeer op de Wester-
weg zo kort mogelijk te hinderen. Hetzelfde zien we bijvoorbeeld bij de Boomerbrug
en de bruggen bij Winkel en 't Verlaat. Eerst werd de nieuwe brug gebouwd, daarna
het kanaal gegraven en de oude wegverbinding uiteindelijk verbroken.
Bij de Westerbrug zijn niet veel interessante veldnamen te memoreren, 't Hoekstuk lag
noordoostelijk van de brug, maar werd in oudere tijden 't Bon genoemd. Dat was de
plaats waar koeien gemolken werden. Aan de zuidwestelijke kant, waar nu de riool
waterzuivering plaatsvindt, lag vroeger de Hoekweid met daar pal achter 't Leig ('t
Laag) en vervolgens Elba en een stuk Gemeenteland. Maar dan zijn we al halverwege
De Rijd en de Westerbrug. Namen als Elba of Nazareth duiden nogal eens op 't verst
gelegen land van een boer.
Van eendenkooi tot 't Slik
Meteen over de brug kunnen we proberen wat reliëf te zien tussen links de oude molen
en rechts de boerderij van de familie Groot aan de Westerweg. Daar lag vroeger te
midden van relatief laag land - hooguit een halve meter lager dan de omgeving - een
P eendenkooi. Daarvan kunnen we de eerste kooiker uit ca. 1700 nog met name noemen,
want er staat geschreven: 'De Bijlbosch van de Castercoms daer zijn kooy van
gemaeckt is...' De kooiman heette dus Castercom (een verbastering van Castricum).
De houtbossen om zijn kooi werden nog lang de Bijlbossen genoemd. Wanneer de
vogelkooi is opgedoekt is nog onbekend. En wat de naam 'bijl' betreft: de landerijen
zijn hier ongetwijfeld genoemd zijn naar de oorspronkelijke vorm van het perceel
waarbij een smalle uitloper (een steel) een rol speelde.
Na de oorlog was deze omgeving nog steeds verdeeld in zeer smalle perceeltjes om
voor de nodige ontwatering te zorgen. Vanaf de boerderij waren deze met een landpad
te bereiken. (Zie bovenaan volgende pagina.)
Zoals gezegd lag 't Sli(c)k tussen de genoemde boerderij en de afslag naar 't Veld. Net
als bij de Slikvenpolder, noordelijk van de Westermoerbeek, geeft het woord vermoe
delijk precies aan waar men in 't verleden last van had: Na regen nog heel lang glad en
glibberig omdat de grond niet of nauwelijks water doorliet.
-3-