-24-
Het boerenbedrijf in vroeger dagen
Voor deze samenvattende beschrijving beperken we ons tot het grondgebied van de
voormalige gemeentes Nieuwe Niedorp, Oude Niedorp en Winkel.
Deze drie gemeentes waren gelegen in de Niedorperkogge, een overkoepelend water
schap van veertien afzonderlijke polders met een totale oppervlakte van 3755 ha. (De
Groetpolder was nog niet ingepolderd en is hier niet bij inbegrepen.)
In 1840 telde dit gebied 2400 inwoners. De polders bestonden uit vruchtbare klei- en
zavelgronden, die merendeels in gebruik waren bij veehouders en enkele akker
bouwers. Op het platteland was het boeren- en landbouwbedrijf al van oudsher een
bedrijfstak waar de gemeenschap direct of indirect van afhankelijk was. Met een aantal
van ongeveer 150 boeren en bouwers maakten zij bijna 30 van het totale aantal
gezinshoofden in de Niedorperkogge uit.
Zij verschaften daarbij tevens op hun bedrijven werkgelegenheid aan een groot aantal
arbeiders. Ook de nog thuis wonende kinderen van de arbeidersgezinnen vonden in
vaste of tijdelijke dienst werkgelegenheid in het agrarisch bedrijf. De zogenaamde
middengroep van neringdoenden, ambachts-lieden en kooplui, uitmakende 37 van
het totaal aantal gezinshoofden, was in belangrijke mate afhankelijk van de
boerenstand die tot de financieel draagkrachtigste groep onder de bevolking werd
gerekend.
door Aat Wit
Een boerenfamilie beschikte als regel over een paard en wagen voor vervoer van het gezin naar de kerk en bij
bezoek aan familie of kennissen. Bij de welgestelden waren dat de tweewielige tilbury of de sjees en de
vierwielige glazen wagen of de brik. De wagens waren voorzien van lampen zodat er ook bij avond gereden kon
worden. Tot in de tweede wereldoorlog waren deze wagens nog te zien tijdens het kerkbezoek aan o.a. het
klooster te Nieuwe Niedorp en de R.K. kerk van 't Veld.