Daar stond dan mijn moeder, Aatje Doorn, alleen met haar drie kinderen en de knecht Jan Winkel. In de zwaarste crisisjaren die de wereld ooit gekend heeft. Enige jaren later kreeg ik een stiefVader Waterdrinker uit Berkhout. Maar de mensen konden zich niet op de boerderij handhaven. De boerderij moest helaas met alles erop en eraan verkocht worden. Zelfs mijn vishengel, waar ik al mijn gespaarde kermis- centen aan besteed had, raakte ik kwijt en zo belandden we op de drift van het leven eerst in Beverwijk en daarna in Antwerpen. Mijn ouders begonnen daar een haring- inleggerij. Daar leerde ik haring in alle soorten kennen, maar bovenal mijn toekomstige vrouw Bets. Dapper, sterk en lief. Wat is er kostbaarder in het huis van een man dan een goede vrouw? Kort na mijn huwelijk in 1939 overvielen de Duitsers Nederland en België, waardoor er geen haring meer werd aangevoerd. Mijn ouders vluchtten met duizenden anderen naar het onbezette deel van Frankrijk. Wij brachten de oorlog door in Bergen op Zoom, de geboortestad van mijn vrouw. Daar konden we een goed grachtenhuis huren met uitzicht over de Westerschelde waar zo wonderlijk veel vis werd gevangen. Ons eerste dochtertje werd daar geboren, Toosje, die we acht jaar later, tijdens een vakantie in Nieuwe Niedorp, weer door verdrinking zouden verliezen. In Bergen op Zoom begon ik met de exploitatie van een leesportefeuille hoewel me dat van alle zijden werd afgeraden. Oorlog en ellende: de mensen zouden wel wat anders aan hun hoofd hebben. Maar ik zette door en na zo'n halfjaar had ik een leeskring van zo'n tweehonderdvijftig abonnees! Met de inkomsten kwamen wij de oorlog door. Om de leesmap een beetje volledig te krijgen werd er ook gebruik gemaakt van Duits materiaal. Dat was soms interessant genoeg om het zelfs direct aan het verzet door te geven. Mijn schoonvader zat in het verzet. Tien dagen voor de bevrijding is hij helaas gefusilleerd.. Enige weken na de bevrijding deed ik mijn zaak over aan mijn knecht en trok ik met mijn familie weer naar Antwerpen. Daar huurde ik een bovenhuis op de vierde verdieping. De douane had onze meubelen nog niet vrij gegeven. We zaten met een matras als bed op de vloer, een koekblik van Jamin als kacheltje en wat keukengerei van mijn schoonouders. Daar zaten we dan te wachten tot mijn ouders terug zouden komen. Maar die lieten per brief weten dat we voorlopig nog niet op ze moesten rekenen. Mijn vrouw stelde op een gegeven moment voor om haring te gaan opleggen (marineren). 'Och kind,' antwoordde ik met een lachje, 'hier op de vierde verdieping?' 'Ja, waarom niet, ik kan dat toch in de badkamer doen. Ik leg de haring op en jij leurt ze uit.' En zo begon het. Elke dag, zes dagen in de week, legde ze 24 potten zure haring op die ik dan langs de huizen uitventte, met gaten in mijn schoenen. Maar ik verkocht! Niet -18-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2003 | | pagina 20